spelling meervouden en verkleinwoorden

Welkom
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag? 
1. Mededelingen
2. Lesdoelen
3. Herhaling hoofdletters, leestekens en -d of -t
4. Meervouden en verkleinwoorden
5. Aan de slag
6. Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 3 - Diapositive

Vorige les
Het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin. 
Dus ook de persoonsvorm.

Slide 4 - Diapositive

Oefenen
Pippa en Luca gaan dit weekend koken voor hun familie.
Ewout is de heg aan het snoeien.
Liam maakte al zijn geld op tijdens zijn bezoek aan de kermis.

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen
1. Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik. 
2. Ik weet wanneer ik welk leesteken gebruik.
3. Ik kan meervouden en verkleinwoorden spellen. 

Slide 6 - Diapositive

Hoofdletters
Een tekst wordt leesbaar als je hoofdletters gebruikt.
Schrijf een hoofdletter:
- Aan het begin van elke zin
- Bij namen (voornamen, achternamen, straten) of woorden die van namen zijn afgeleid
- Bij woorden die na een 's komen ('s Morgens en 's Avonds)

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Leestekens
Een punt: je eindigt een gewone zin met een punt.
Een vraagteken: je eindigt een vragende zin met een vraagteken.
Een uitroepreken: je eindigt een uitroep met een uitroepteken.

Slide 9 - Diapositive

Leestekens
Een komma: tussen de delen van een opsomming, tussen twee persoonsvormen en voor voegwoorden.

Slide 10 - Diapositive

Meervouden
Als er iets meer dan een is, noem je dat meervoud.
Hoe doe je dat?
Bij een zelfstandig naamwoord zet je er -en of -s achter.
Vriend -> vrienden en kerel -> kerels

Slide 11 - Diapositive

Let op!
Een -f kan een -v worden: brief -> brieven.
Een -s kan een -z worden: paleis -> paleizen.
Soms verdubbeld de laatste letter (medeklinker): jas -> jassen.
Soms wordt een a, e, o of u (klinker) weggehaald: muur -> muren.

Slide 12 - Diapositive

Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.
Vaak doe je dit door -je erachter te zetten.

Slide 13 - Diapositive

Let op!
Soms moet je letters toevoegen om het goed te laten klinken.
-pje, -tje of -etje zijn daar voorbeelden van.
Bloem -> bloempje en wandeling -> wandelingetje.
Als het eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door de -k. Koning -> koninkje. 
Klinkers worden verdubbeld! Pizza -> pizzaatje

Slide 14 - Diapositive

In stilte werken
Opdracht 1 t/m 4 van blz. 226-227
Opdracht 1 t/m 4 van blz. 228-229

Klaar? Ga aan de slag met Numo: spelling!
timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Numo
Maak je taak in Numo.
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 1 t/m 4 van blz. 226-227
Opdracht 1 t/m 4 van blz. 228-229

Slide 17 - Diapositive

Lesdoelen
1. Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik. 
2. Ik weet wanneer ik welk leesteken gebruik. 
3. Ik kan meervouden en verkleinwoorden spellen. 

Slide 18 - Diapositive

Evaluatie
Wat ging er goed deze les?
Wat kan er de volgende keer beter?
Wat heb ik geleerd?

Slide 19 - Diapositive