Les 4 spelling (herhaling en spellingsalarm)

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Jeugdjournaal
Bedenk 2 inhoudelijke vragen
(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
1. Mededelingen
2. Terugblik
3. Lesdoel deze les
4. Herhaling spelling
5. Aan de slag & Numo
6.  Huiswerk en evaluatie

Slide 3 - Diapositive

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 4 - Diapositive

Terugblik
Ik kan meervouden en verkleinwoorden spellen.

Slide 5 - Diapositive

Hoofdletters
Blz. 222
1. Aan het begin van elke zin
2. Bij namen
3. Bij woorden die van namen zijn afgeleid

Slide 6 - Diapositive

Leestekens
Blz. 224
Punt . : bij het eindigen van een gewone zin.
Vraagteken ? : bij het eindigen van een vragende zin.
Uitroepteken ! : bij het eindigen van een uitroep.

Slide 7 - Diapositive

-d of -t?
Blz. 226
Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.

1. Is het woord een persoonsvorm?
Nee? 
Dan maak je het langer.
2. Hoor je een -t? Schrijf een -t. 
3. Hoor je een -d? Schrijf een -d.

Slide 8 - Diapositive

Meervouden
Blz. 228
Als er iets meer dan een is, noem je dat meervoud.
Hoe doe je dat?
Bij een zelfstandig naamwoord zet je er -en of -s achter.
Vriend -> vrienden en kerel -> kerels

Slide 9 - Diapositive

Let op!
Een -f kan een -v worden: brief -> brieven.
Een -s kan een -z worden: paleis -> paleizen.
Soms verdubbeld de laatste letter (medeklinker): jas -> jassen.
Soms wordt een a, e, o of u (klinker) weggehaald: muur -> muren.

Slide 10 - Diapositive

Verkleinwoorden
Blz. 230
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.
Vaak doe je dit door -je erachter te zetten.

Slide 11 - Diapositive

Let op!
Soms moet je letters toevoegen om het goed te laten klinken.
-pje, -tje of -etje zijn daar voorbeelden van.
Bloem -> bloempje en wandeling -> wandelingetje.
Als het eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door de -k. 
Koning -> koninkje. 

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk bespreken
1 t/m 4 van blz. 228/229
1 t/m 3 van blz. 230/231

Slide 13 - Diapositive

Lesdoel
Ik weet wat er van mij wordt verwacht op de toets.

Slide 14 - Diapositive

'De toets'
Woordsoorten
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Spelling
Hoofdletters
Leestekens (. ? !)
-d of -t?
Meervouden
Verkleinwoorden

Slide 15 - Diapositive

Woordsoorten
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
WW = wat je kunt doen of wat jou gebeurt. Je kunt het in de vt zetten.
LW = de, het of een 
ZNW = mens, dier, ding of plant. Je kunt er een lw voorzetten.
BVN = extra informatie over het znw. 
VZ = plaats, tijd of reden/oorzaak.
Bijv. door de regen, in de kast of tijdens het feest.

Slide 16 - Diapositive

Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
PV = werkwoor te vinden door de vraagproef of de tijdproef
OW = Wie of wat + PV
WG = Alle werkwoorden in de zin (dus ook de PV)

Slide 17 - Diapositive

Spelling
Hoofdletters
Leestekens (. ? !)
-d of -t?
Meervouden
Verkleinwoorden
Begin van de zin, bij namen en afleidingen van namen.
. aan het eind van de zin, ? eind van een vraag en ! bij een uitroep
Door de verlengproef weet je of het op -d of -t eindigt.
Vaak -en of -s erachter, maar er zijn uitzonderingen.
Vaak -je erachter, maar er zijn uitzonderingen.

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag

De opdracht
- Op je laptop Nieuw Nederlands
- Spellingsalarm
- Vragen? Steek je vinger op
- Klaar? Wacht rustig tot iedereen klaar is.

Slide 19 - Diapositive

Vragen bespreken
We bespreken klassikaal de laatste vragen.

Slide 20 - Diapositive

Tijd over?
Numo

Slide 21 - Diapositive

Lesdoel
Ik weet wat er van mij wordt verwacht op de toets.

Slide 22 - Diapositive

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat ging er minder goed?
Wat heb ik geleerd?

Slide 23 - Diapositive