Ademhaling 2

Vandaag
  • Herhaling + wat vragen maken
  • Dierlijke ademhaling
  • Eencellige stofwisseling
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologySecondary Education

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • Herhaling + wat vragen maken
  • Dierlijke ademhaling
  • Eencellige stofwisseling

Slide 1 - Diapositive

Bevat uitgeademde lucht meer CO2 dan O2?
A
Meer
B
Minder
C
Hetzelfde

Slide 2 - Quiz

Antwoord A
Bij het uitademen is de O2 (zuurstof) opgenomen door het lichaam en zijn de longen weer gevuld met (vooral) CO2 (koolstofdioxide)

Slide 3 - Diapositive

Het strottenklepje ...
A
Beschermd de luchtpijp tegen voedsel
B
Beschermd de slokdarm tegen voedsel
C
Beschermd de luchtpijp tegen lucht
D
Beschermd de slokdarm tegen lucht

Slide 4 - Quiz

Antwoord A
Het strottenklepje sluit tijdens het doorslikken van voedsel om de luchtpijp tegen voedselbrokken te beschermen en verkleind dus de kans op verslikken.

Slide 5 - Diapositive

De neusholte heeft onder andere als functie:
A
Het moeilijker maken van ademen
B
Het irriteren van de luchtwegen
C
Het filteren van de lucht
D
Het mooimaken van het gezicht

Slide 6 - Quiz

Antwoord C
De neusholtes hebben 4 hoofdfuncties:
  1. Filteren van de lucht
  2. Verwarmen & bevochtigen van de lucht d.m.v. slijmvliezen
  3. Ruiken
  4. Stemgeluid

Slide 7 - Diapositive

Het pad dat de lucht volgt is Mond/neusholte, luchtpijp .... longen
A
longblaasjes
B
Bronchiën
C
luchtpijp

Slide 8 - Quiz

Antwoord B
  1. De lucht wordt ingeademt via de mond/neus
  2. Gaat naar de neusholtes
  3. Gaat naar de luchtpijp (trachea)
  4. naar de bronchiën
  5. naar de longen/longblaasjes
  6. stofwisseling vind in de longblaasjes plaats 

Slide 9 - Diapositive

Ademhaling bij
  1. Zoogdieren
  2. Reptielen
  3. Amfibiën
  4. Vissen
  5. insecten
  6. een celliggen 

Slide 10 - Diapositive

Warmbloedig
Koudbloedig

Slide 11 - Diapositive

Warmbloedige dieren
Warmbloedige dieren hebben een constante temperatuur en houden deze zélf op peil. (mensen: +/- 37C)

Koudbloedige dieren
Koudbloedige dieren hebben de temperatuur van hun omgeving en moet bijvoorbeeld opwarmen in de zon
Warmbloedig & koudbloedig

Slide 12 - Diapositive

Zoogdieren
Een , vaak warmbloedig, dier dat zijn jongen zoogt 

Zogen = het geven van moedermelk

bijvoorbeeld mensen.

Slide 13 - Diapositive

Zoogdieren
Zoogdieren halen adem door middel van longen.
Vorm van de longen verschilt:
hoe kleiner het dier hoe kleiner de longen.

Zoogdieren zijn warmbloedig en gebruiken veel energie om hun temperatuur op peil te houden. 
Voor energie is vebranding nodig, en voor verbranding is O2 nodig. Daarom hebben zij vaak meer longblaasjes dan koudbloedige dieren.



Slide 14 - Diapositive

Vogels
Geen zoogdier (legt eieren)
Geen reptiel (warmbloedig) 

Ademt door longen

Slide 15 - Diapositive

Respiratoir systeem vogel

Slide 16 - Diapositive

Reptielen
Reptielen zijn koudbloedige dieren met een gehoornde huid (schubben) die op het land leven.

Reptielen leggen vooral eieren.

Slide 17 - Diapositive

Reptielen
Reptielen ademen ook met longen 
Zijn koudbloedig en hebben daarom minder energie nodig
Minder energie = minder verbranding
minder verbranding = minder zuurstof

Daarom hebben zij minder longblaasjes

Slide 18 - Diapositive

Weergave longblaasjes
1. mens 
Gebruikt veel energie voor o.a. temperatuur en heeft meer O2 nodig.
2. Reptielen
Koudbloedig, dus minder energie nodig, minder verbranding, minder O2. 
3. Amfibiën
Gaan we nu naar kijken :)

Slide 19 - Diapositive

Amfibiën
Zijn dieren die in het water en op het land kunnen leven (kikkers).
Slijmachtige huid waar zij vaak ook doorheen ademen
Leggen vaak eieren
Zijn koudbloedig 
Kinder stadium hebben ze vaak kieuwen.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Vissen
Vooral koudbloedig 
Vissen hebben geen longen maar kieuwen
Leggen vooral eieren

Slide 22 - Diapositive

Vis ademhalingsstelsel

Slide 23 - Diapositive

Vissen
Vissen moeten constant in beweging blijven om water langs hun kieuwen te laten vloeien. 
Kleine haartjes aan de kieuwen waardoor zij O2 uit het water filteren

Slide 24 - Diapositive

Kieuwen

Slide 25 - Diapositive

Insecten
Insecten hebben een exoskelet (hun skelet zit aan de buitenkant, niet aan de binnenkant)

Insecten hebben geen longen

Insecten halen adem met tracheën

Slide 26 - Diapositive

Insecten
Tracheën zijn kleine buisjes in een insect zijn lichaam.
De openingen aan de buitenkant heten stigma's

Door constante beweging, soort van vibreren, zorgen zij voor gaswisseling in hun lichaam

Slide 27 - Diapositive

ademhalingsstelsel insecten

Slide 28 - Diapositive

Eencelliggen
Organismen die uit een enkele cel bestaan. 

Zij hebben een celmembraan (een soort huid)

Zij doen aan gaswisseling dóór dit celmembraan heen

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Zee-mans oog (één cel)

Slide 31 - Diapositive