Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
Schrijven & Formuleren 3
Afstemmen op publiek
1 / 37
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
37 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Schrijven & Formuleren 3
Afstemmen op publiek
Slide 1 - Diapositive
Vooraf:
Elke presentatie in Lessonup hoort bij een stukje lesstof uit NU Nederlands.
Op de laatste slide van de presentatie vind je de bijbehorende opdrachten uit Nu Nederlands.
Die opdrachten maak je in de digitale leeromgeving van Nu Nederlands.
Slide 2 - Diapositive
Deze Lessonup hoort bij:
Onderdeel
SCHR3
, paragraaf 3.1
Aan het einde van deze Lessonup lees je welke opdrachten erbij horen.
Slide 3 - Diapositive
Wat leer je vandaag?
Ik leer wat formeel en informeel taalgebruik is.
Ik leer hoe ik de juiste woorden kies als ik iemand een e-mail of bericht stuur.
Slide 4 - Diapositive
Weet jij waar de boeken liggen?
Ja, ... liggen in de kast achter je.
A
Ze
B
Zij
C
Hun
D
Hen
Slide 5 - Quiz
Volgens ... is dat niet waar!
A
Hun
B
Hen
C
Zij
D
Ze
Slide 6 - Quiz
Het meisje ... daar zit, is gezakt voor haar examen.
A
Die
B
Dat
Slide 7 - Quiz
De stoel ... ik geschilderd heb, is erg mooi geworden.
A
Die
B
Dat
Slide 8 - Quiz
Het meisje ... hij samenwerkt bij de AH, is verliefd op hem.
A
Waarmee
B
Met wie
Slide 9 - Quiz
Het huis ... zij wonen, wordt binnenkort gesloopt.
A
Waarin
B
In wie
Slide 10 - Quiz
Afstemmen op publiek
Als je een tekst schrijft, moet je rekening houden met je
doelgroep.
De
doelgroep
is de groep mensen voor wie je een tekst schrijft.
Voor je begint met schrijven, moet je een goed beeld hebben van je doelgroep,
zodat je het taalgebruik op de doelgroep kunt afstemmen.
Slide 11 - Diapositive
Voorbeeld
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
2 teksten met hetzelfde onderwerp. Verschil?
Slide 12 - Diapositive
Formele taal / informele taal
Formele taal:
Het taalgebruik is
formeel
als je schrijft voor mensen die je niet kent.
De tekst gaat dan meestal over zakelijke dingen.
Als je formeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'u' en is je toon beleefd.
Je woordkeus bepaalt de toon van de tekst.
Slide 13 - Diapositive
Formele taal / informele taal
Informele taal:
Het taalgebruik is
informeel
als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten.
Het gaat vaak over alledaagse dingen.
Als je informeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'je'.
Bij informele taal gebruik je vaak dezelfde woorden als wanneer je spreekt.
Slide 14 - Diapositive
Informele taal is:
A
Zakelijk
B
Beleefd
C
Spreektaal
D
Zonder woorden
Slide 15 - Quiz
Formele taal is:
A
Onbeleefd
B
Zakelijk
C
Iemand aanspreken met 'je'
D
Met populaire woorden als 'chill' of 'relaxed'
Slide 16 - Quiz
Aanhef (hoe spreek je iemand aan)
Als je de naam weet:
Geachte heer Janssen
Geachte mevrouw Janssen
Geachte heer of mevrouw Janssen
Als je de naam niet weet:
Geachte heer, geachte mevrouw
Geachte heer of mevrouw
formeel
Slide 17 - Diapositive
Aanhef
Hoi Leonie
Beste Leonie
Hallo Leonie
Dag Leonie
Hoi Hoi!
Hé Hallo!
Yo Leonie
Informeel
Slide 18 - Diapositive
Afsluiting (formele taal / informele taal)
Formele taal:
Met vriendelijke groet,
Informele taal:
Groetjes,
Slide 19 - Diapositive
Formeel of informeel:
Doe je mee aan de ontwerpwedstrijd?
A
Formeel
B
Informeel
Slide 20 - Quiz
Formeel of informeel?
Graag hoor ik van u of de minister kan garanderen dat het evenement volgend jaar subsidie krijgt.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 21 - Quiz
Formeel of informeel?
Geef maar aan of je nog meer attributen nodig hebt voor de sportdag.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 22 - Quiz
Formeel of informeel?
De maatpakken zullen conform afspraak vrijdag geleverd worden.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 23 - Quiz
Formeel of informeel?
Het abonnement op dit tijdschrift zeg ik bij dezen op.
A
Formeel
B
Informeel
Slide 24 - Quiz
Samenvatting:
Formeel taalgebruik:
duidelijk
(de lezer kan de tekst in één keer begrijpen).
kort & bondig
(de tekst bevat geen overbodige informatie).
beleefd
(de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeuze).
correct
(de tekst bevat geen fouten).
Informeel taalgebruik:
spreektaal
(je schrijft zoals je spreekt).
taalgebruik is 'losjes'
(voor vrienden, kennissen).
Slide 25 - Diapositive
Een zakelijke e-mail schrijven
Slide 26 - Diapositive
Indeling van een e-mail
Aanhef
Inleiding
Middenstuk (kern)
Slot
Afsluiting
Geachte…… of Beste…….
Wie ben je en waarom schrijf je.
Informatie. Boodschap. Vragen. Verwijzing naar bijlagen.
Verwachting. Bedanken.
Met vriendelijke groet,
Je naam
Slide 27 - Diapositive
Goed voorbeeld!
Slide 28 - Diapositive
Waar moet je nog op letten bij het schrijven van een zakelijke email?
-
Hoofdletters, komma's, punten, vraagtekens.
- Spelling van samenstellingen (bv keukenkast, tuintafel).
- Werkwoordspelling.
- Algemene spelling van woorden.
Slide 29 - Diapositive
Opdracht:
Je hebt morgen een cursus op je werk. Helaas ben je ziek en kun je niet komen.
Schrijf een e-mail aan de docent Teun Janssen die de cursus geeft. Leg uit dat je niet kunt komen en vraag hem of je cursus online kunt volgen.
Houd rekening met de indeling van jouw e-mail!
Maak de opdracht in Word. Klaar? Lever de opdracht in: l.buiting@rijnijssel.nl
1. aanhef
2. inleiding
3. middenstuk
4. slot
5. afsluiting
timer
20:00
Slide 30 - Diapositive
Opdracht 1
Vul de tekst aan met drie zinnen zonder van toon te veranderen.
Mail het hele bericht in een Word document naar l.buiting@rijnijssel.nl.
Slide 31 - Diapositive
Opdracht 2
Vul de tekst aan met drie zinnen zonder van toon te veranderen.
Mail het hele bericht in een Word document naar l.buiting@rijnijssel.nl.
Slide 32 - Diapositive
Controle voor jezelf:
Je weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?
Je kunt de juiste woorden kiezen om een formeel of informeel bericht te schrijven?
Slide 33 - Diapositive
De opdrachten:
Als je alles hebt begrepen ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands:
Onderdeel
SCHR3
, paragraaf 3.1
Opdracht 1 - 2 - 3 & examenopdracht
Slide 34 - Diapositive
Noem 3 dingen die je vandaag geleerd hebt.
Slide 35 - Carte mentale
Waarover wil je graag meer uitleg?
Slide 36 - Carte mentale
Wat vond je van deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 37 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
Juillet 2022
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 1 / afstemmen op publiek
Mars 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN / les 4 / afstemmen op publiek
Janvier 2021
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 2 Schrijven: Formeel en informeel + zakeiijke e-mail
Mars 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 3 / afstemmen op publiek
Mars 2023
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
SCHRIJVEN & FORMULEREN 1 / afstemmen op publiek
Janvier 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Schrijven les 2 Formeel en informeel en bedankmail kko2b
Mars 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Formeel/informeel
Janvier 2024
- Leçon avec
19 diapositives