14 3hv Grammatica, voegwoord, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord

Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Grammatica 3.8 

* wat was ook alweer een bijwoord? 
* wat is het verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.


Slide 2 - Diapositive

Bijwoord
Een bijwoord is een woord dat het volgende aangeeft:
- tijd
- plaats
- hoeveelheid
- hoe iets gebeurt
- hoe vaak iets gebeurt

Slide 3 - Diapositive

Grammatica 3.8 Bijwoord
Kijk het filmpje uit de methode

Slide 4 - Diapositive

Samengevat...

Slide 5 - Diapositive

Handig lijstje, maak een screenshot
bijwoord 
- zegt iets over een ww (snel typen)
- zegt iets over een bn (heel leuk truitje)
- zegt iets over een bw (heel erg leuk truitje)
- geeft een plaats/richting aan (hier, daar, links)
- geeft een tijd aan (nu, soms, plotseling)
- geeft een frequentie aan (hoe vaak)
- geeft een graad aan (in hoeverre)
- geeft een ontkenning aan 
- geeft een hoeveelheid aan 
- alle andere vraagwoorden (waar, hoe, wanneer) (let op: geen wie of wat)

De bijwoordprullenbak: hoe, wel, ook, toch, nauwelijks, misschien, ook, nergens, meestal, niet.




















Slide 6 - Diapositive

Wat is dan het verschil met het bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord:
- hoort bij een zn (staat er vaak voor, maar soms niet) > de rode trui, de trui is rood
- krijgt dan een -e- erachter (verandert van vorm)

Een bijwoord:
- hoort NIET bij een zn en verandert niet van vorm
- zegt iets over een ww (snel typen)
- zegt iets over een bn (erg leuk truitje)
- zegt iets over een bw (heel erg leuk truitje)

Wat voor woord is 'leuk' in deze zinnen?

Slide 7 - Diapositive

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 8 - Diapositive

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 9 - Diapositive

- zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 10 - Diapositive

- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.


Slide 11 - Diapositive

- zegt iets over een ander bijwoord
Dat is een heel erg mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 12 - Diapositive

- geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 13 - Diapositive

- geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 14 - Diapositive

Grammatica 3.8 oefenen bijwoord

. Maken opdracht uit hoofdstuk: 5, 6, 8, 9, 11, 12





Slide 15 - Diapositive