6.5 - Aanpassingen bij dieren

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Even checken...

Wat weet je nog van bassistof 4?

Wat zijn abiotische factoren?

1. De invloeden afkomstig van de levende natuur
2. De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
3. Alle relaties tussen organismen en hun milieu
4. De invloeden afkomstig van de dode natuur

Wat is een biologisch evenwicht?

1. Een toestand waarin er alleen biotische factoren aanwezig zijn.
2. Een toestand waarin de populaties van een ecosysteem uit balans zijn.
3. Een toestand waarin de populaties van een ecosysteem in evenwicht zijn.
4. Een toestand waarin er alleen abiotische factoren aanwezig zijn.

Een populatie is een

1. Verzamelnaam voor alle dieren in een bepaald gebied
2. Verzameling van individuen van één soort in een bepaald gebied
3. Verzamelnaam voor alle dieren en planten in een bepaald gebied
4. Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Wat is geen biotische factor

1. aantal rijpe bananen in het woud
2. aantal gorilla's in het woud
3. aantal chimpansees in het woud
4. de hoeveelheid regen in het woud.

Bij welke waarde in een optimumkromme geeft de beste situatie aan?

1. Minimum
2. Maximum
3. Optimum
4. Top

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein

1

3

4

2

ecosysteem

individu

populatie

levensgemeenschap

Wat is geen abiotische factor?

1. Licht
2. Warmte
3. Bodem
4. Voedsel

Bekijk de optimumkromme:
Bij welke temperatuur kunnen de guppy's het best groeien en nakomelingen krijgen?

1. 4 ℃
2. 16 ℃
3. 20 ℃
4. 29 ℃

6.5 - Aanpassingen bij dieren

Leerdoelen

6.5.1 Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

De weg van de minste weerstand

Om te zorgen dat een dier zo min mogelijk weerstand hebben zijn ze gestroomlijnd

• Voor vissen is het heel belangrijk door het water
• Maar ook voor andere in het water levende dieren en vogels in de lucht

Vorm van het lichaam en structuur van de huid en veren kan helpen bij de stroomlijning

Ik zie, ik zie...

Schutkleur zorgt ervoor dat een dier moeilijker te zien is

Bijvoorbeeld:

• veel zeedieren zijn donker van boven en licht van onder
• dieren hebben de kleur van hun omgeving
• dieren lijken op een ander iets in hun omgeving, zoals een boomstam of blad
• dieren hebben strepen of stippen om licht en schaduw na te bootsen

Hoe loop je?

Zoolgangers: lopen plat op hun voeten, zakken minder snel weg maar zijn langzamer

Teengangers: lopen op hun tenen, kunnen wegzakken in een zachte grond maar zijn snel

Hoefgangers: hebben hoeven, net als teengangers snel maar kunnen wegzakken in een zachte grond

Hitte en kou

Bescherming tegen kou:

dikke vacht, kleine oren, veel vet, winterslaap/rust, vogeltrek

Bescherming tegen hitte:

grote oren, dunne vacht, nachtactief

Vogelpoten

Vogelsnavels

Aan de slag!

Thema 6, basisstof 5

Opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8

Werk fluisterend samen met de persoon naast je

Klaar? Vraag om een nakijkboekje en kijk zelfstandig na

Maak de test jezelf van basisstof 1, 2, 3 of 4