Le passé composé - de voltooid tegenwoordige tijd

Bonjour à tous!
01-03-2021
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour à tous!
01-03-2021

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui:
- Aanwezigheid invullen
- Planner doornemen
- Je vais apprendre...
- Uitleg ''le passé composé''
- Aan de slag

 Pak je tekstboek erbij op bladzijde 64 
Pak je werkboek erbij op bladzijde 13

Slide 2 - Diapositive

Je vais apprendre...
1. Ik weet wanneer je de passé composé moet gebruiken. 

2. Ik weet uit welke twee delen de passé composé bestaat.

3. Ik weet welke 'de twee hulpwerkwoorden' zijn en hoe ik tussen die twee de juiste kan kiezen.

4. Ik kan de regel voor het voltooid deelwoord toepassen. Ik kan het voltooid deelwoord maken van werkwoorden die eindigen op -er en -ir.

Slide 3 - Diapositive

En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal gedaan hebt.

Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat

Slide 4 - Diapositive

Le passé composé
Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat
De passé composé bestaat uit 2 delen en kan met 2 hulpwerkwoorden gemaakt worden. 
Hebben = Avoir
Zijn = Être
Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   
Uitzonderingen: ''commencer'' -> ''j'ai commencé'' (ik ben begonnen)
''être''-> ''j'ai été'' (ik ben geweest)



Slide 5 - Diapositive

Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé?
Werkwoorden op -er -> parler, rencontrer, manger 
Werkwoorden op -ir -> partir, finir, sortir
Werkwoorden op -re









Slide 6 - Diapositive

Hoe maken we de passé composé?
pc bestaat uit 2 delen, deel 1:
Kies eerst het juiste hulpwerkwoord.
Je kunt kiezen tussen 
'zijn' (être) en 'hebben' (avoir).
Leer de rijtjes nog eens goed uit je hoofd!

Slide 7 - Diapositive

Vous avez
Tu es
J'ai
Nous sommes
Ik heb
Jullie hebben
Wij zijn
jij bent

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je het hulpwerkwoord hebt gevonden (avoir of être)
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é
Werkwoord op -ir -> stam + i
Ik heb gezwommen - ik heb gepraat - ik heb gekozenik ben gegaan 

zwemmen = nager
praten = parler
kiezen = choisir
gaan = aller 

 Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekozen = J'ai choisi
Ik ben gegaan = Je suis allé








Slide 9 - Diapositive

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________
A
Elle est regardé
B
Elle a regardée
C
Elle a regardé
D
Elle a regardi

Slide 10 - Quiz

Als je het werkwoord être als hulpwerkwoord moet gebruiken



In het Frans is het heel belangrijk of een woordje mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is.

Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.

Ik ben gegaan (ik = een meisje) - Je suis allée
Wij zijn gegaan (wij = 2 meisjes) - Nous sommes allées
Jullie zijn gegaan ( jullie = 2 mannen) - Vous êtes allés 

* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. Er komt geen extra   
-e, -es of -s. Bijvoorbeeld: wij hebben gepraat - nous avons parlé.

Slide 11 - Diapositive

Je suis 
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 12 - Diapositive

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Pierre et Jacques (tomber) ______ __________

Slide 13 - Question ouverte

Uitzonderingen
Het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden:
(Komt voor in opdracht 14 c en d in je werkboek)
vendre (verkopen) = vendu  -> j'ai vendu (ik heb verkocht)
prendre (nemen) = pris -> j'ai pris (ik heb genomen)
voir (zien) = vu -> j'ai vu (ik heb gezien)
savoir (weten) = su -> j'ai su (ik heb geweten)
pouvoir (kunnen) = pu -> j'ai pu (ik heb gekund)
vouloir (willen)  = voulu -> j'ai voulu (ik heb gewild)
avoir (hebben) = eu -> j'ai eu (ik heb gehad)
être (zijn) = été -> j'ai été (ik ben geweest)

Slide 14 - Diapositive

   Kort stappenplan 
1. Kiezen tussen avoir of être.
2. De juiste persoonsvorm van het hulpwerkwoord (uit het rijtje)
3. Maak het voltooid deelwoord (stam + é of stam + i)
4. Als jij être gebruikt, let op of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is!  (gebruik schema) 

De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 15 - Diapositive

Hulpmiddelen
Filmpje met uitleg hulpwerkwoord avoir:
https://www.youtube.com/watch?v=1VL79DR6G5U&feature=youtu.be

Filmpje met uitleg hulpwerkwoord être:
https://www.youtube.com/watch?v=Y6fcx33wtS8&feature=youtu.be 

Tekstboek bladzijde 64
 

Slide 16 - Diapositive

Au travail!
- Maak opdracht 13 en 14 online
- Slim stampen grammaire C (inleveren via It's Learning)


Was mijn uitleg over 'le passé composé' duidelijk voor jou?     Leg uit waarom wel of niet :) 
Ga naar Menti.com en vul de code in: 30 34 74 7



Slide 17 - Diapositive