B&F, spelling, blok 4 week 3 extra
1 / 25
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
au
ou
Slide 2 - Question de remorquage
Welke komma-s-woorden ken jij? Noem er minimaal 3
Slide 3 - Question ouverte
Wat zijn de lidwoorden in deze zin? (het zijn er twee)
Bij de kassa stond een lange rij.
Bij de kassa stond een lange rij.
Slide 4 - Question ouverte
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin? (het zijn er twee)
Bij de kassa stond een lange rij.
Bij de kassa stond een lange rij.
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin? (het is er één)
Bij de kassa stond een lange rij.
Bij de kassa stond een lange rij.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het werkwoord in deze zin? (het is er één)
Bij de kassa stond een lange rij.
Bij de kassa stond een lange rij.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het lidwoord in deze zin? (het is er één)
Mijn tante woont in een hoge flat.
Mijn tante woont in een hoge flat.
Slide 8 - Question ouverte
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin? (het zijn er twee)
Mijn tante woont in een hoge flat.
Mijn tante woont in een hoge flat.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin? (het is er één)
Mijn tante woont in een hoge flat.
Mijn tante woont in een hoge flat.
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het werkwoord in deze zin? (het is er één)
Mijn tante woont in een hoge flat.
Mijn tante woont in een hoge flat.
Slide 11 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
We maken een feestje van deze dag.
We maken een feestje van deze dag.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De raaf vangt een rups.
De raaf vangt een rups.
Slide 13 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Mijn zus koopt een boek.
Mijn zus koopt een boek.
Slide 14 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Guido slaat een spijker in het hek.
Guido slaat een spijker in het hek.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Inge doet de vieze kleding in de wasmand.
Inge doet de vieze kleding in de wasmand.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Question ouverte
Nu de zin. Denk aan de
hoofdletters en leestekens!
hoofdletters en leestekens!
