Winter

Welk woord moet er op de puntjes?
Het .................. vannacht .
A
vriezt
B
vriezen
C
vriest
D
vries
1 / 11
suivant
Slide 1: Quiz
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welk woord moet er op de puntjes?
Het .................. vannacht .
A
vriezt
B
vriezen
C
vriest
D
vries

Slide 1 - Quiz

Vul de goede vorm in.
Het wordt -5 morgen. Het gaat dus ..........................................
A
vriezen
B
vriesen
C
vriesten
D
vreizen

Slide 2 - Quiz

De temperatuur wordt hoger. Het gaat .....................................
A
doooien
B
doien
C
doeien
D
dooien

Slide 3 - Quiz

Deze kinderen leren
...................................
A
skiën
B
glijden
C
schaatsen
D
lopen

Slide 4 - Quiz




Ik loop op straat. Het is spiegelglad. Ik val. Welk werkwoord hoort erbij?

Slide 5 - Question ouverte

Weet je woorden die beginnen met sneeuw?

Slide 6 - Question ouverte

Welke woorden horen bij hagelstenen?
A
hard
B
ijsballetjes
C
bouwen
D
au!

Slide 7 - Quiz

Maak een goede zin bij de foto.

Slide 8 - Question ouverte

Dit figuur heeft het heeeeel koud. Hij ........................................

Slide 9 - Question ouverte

Wat weet je van de winter?

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Vidéo