Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Terugblik
Stillezen
Samen oefenen
Zelfstandig aan de slag
Evalueren
Vooruitblik
Wisseling docent/pauze
Slide 2 - Diapositive
Hoe was de les gegaan?
Wat heb je gedaan?
Slide 3 - Diapositive
Les 1
Woordenschat
Les 2
Woordenschat afmaken
Boekpresentatie voorbereiden
Les 3
Boekpresentatie
Bespreken betoog (en hoofdstuktoets) individueel
Woordenschat afmaken (module eruit halen)
Kahoot!
Tot aan de zomervakantie:
Boekopdracht (presentatie) (don 3 juni)
Hoofdstuktoets hoofdstuk 3 (dond 24 juni)
Slide 4 - Diapositive
stillezen of aan de boekopdracht (15 min)
timer
15:00
Slide 5 - Diapositive
Lesdoel
Je weet wat een vergelijking is.
Je weet wat een metafoor is.
Je weet wat een personificatie is.
Je kent de stijlfouten: pleonasme, tautologie en contaminatie
Slide 6 - Diapositive
Metoniem, weten we het nog?
1 Je noemt een deel in plaats van het geheel
Even de neuzen tellen. 2 Je noemt het geheel in plaats van een deel Ajax heeft eindelijk weer goed gespeeld.
Slide 7 - Diapositive
Metoniem, weten we het nog?
3 Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp Hij won goud. 4 Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarmee verbonden is.
Ik eet het liefst Edammer.
Slide 8 - Diapositive
Andere vormen van beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis.
- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier, duidelijker en krachtiger.
Slide 9 - Diapositive
Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.
Hij is zo gek als een deur
De vijand kwam als een dief in de nacht Hij ging er als een haas vandoor De winnaar was zo trots als een pauw
Slide 10 - Diapositive
Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Metaforen kunnen ook werkwoorden zijn. Beeld en object lijken op elkaar.
De auteur gebruikt dus een ander woord voor wat hij bedoelt: tussen die twee is er een betekenisovereenkomst. De metafoor is eigenlijk een vergelijking, maar zonder ‘als’ en waarin de werkelijkheid dikwijls verzwegen wordt.
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg) Ruim die zwijnenstal eens op (kamer die een grote puinhoop is)
Ik brand van verlangen
Ze heeft die jongen maanden aan het lijntje gehouden
Slide 11 - Diapositive
Metafoor
- Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken = iemand die iets gekregen heeft
- Een vruchtbare vergadering = een vergadering met resultaat
- Die zwijnenstal moet je opruimen = een omgeving die vies is
Slide 12 - Diapositive
Metafoor
Ook in werkwoorden:
Joris barst van het talent.
Lieke heeft die jongen te lang aan het lijntje gehouden.
Slide 13 - Diapositive
Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.
De zon streelde onze wangen
Het gevaar loerde op elke hoek van de straat Papier is geduldig
Slide 14 - Diapositive
Havo (woordenschat)
Blz theorie 111
Slide 15 - Diapositive
Zij KOKEN van woede.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 16 - Quiz
Wat een WOLK VAN EEN BABY heeft dat jonge stel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 17 - Quiz
De CLOWN van de klas moest weer eens alle aandacht hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 18 - Quiz
Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 19 - Quiz
Sanne VIST naar complimentjes.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 20 - Quiz
Metoniem
- Neem maar een bloemetje mee (je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel)
- Nederland won van Duitsland(je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel)
- Mijn Nikes lopen erg lekker (je noemt de producent maar bedoelt het product)
Slide 21 - Diapositive
Metafoor en metoniem
Metoniem: geen vergelijking maar detail of kenmerk
Metafoor: wel vergelijking of overeenkomst
- Die kleuter zit in 5 havo = een leerling die zich kinderachtig gedraagt
Slide 22 - Diapositive
Foutieve stijlfiguren (stijlfouten):
Contaminatie, pleonasme & tautologie
Slide 23 - Diapositive
Contaminatie
Contaminatie is een combinatie van 2 (of meer) woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gebruikt. Vaak hebben deze woorden dan wel dezelfde betekenis, alleen zijn ze verkeerd gecombineerd.
Slide 24 - Diapositive
Contaminatie voorbeeld
Hij moet de presentatie overnieuw doen.
Of: Hij moet de presentatie over doen.
Of: Hij moet de presentatie opnieuw doen.
Zou je die gegevens even voor mij willen nachecken? Je checkt iets, of je kijktiets na
Slide 25 - Diapositive
Pleonasme
Pleonasme is het versterken van een woord, door een toevoeging van een ander woord. Het woord wordt dan dubbelop geschreven. Het toegevoegde woord is een eigenschap van het andere woordsoort.
Slide 26 - Diapositive
Pleonasme voorbeeld
De ronde bal rolde over de grond.
Ronde versterkt het woord bal. Een bal is namelijk van zichzelf al rond, dus ronde geeft een extra toevoeging.
De witte sneeuw zorgde veroorzaakte een verblindend effect. Sneeuw is altijd wit.
De Bitcoin-koers was flink omhoog gestegen. Als iets stijgt, gaat het altijd omhoog. Iets stijgt, of gaat omhoog.
Slide 27 - Diapositive
Tautologie
Tautologie is het benadrukken van een woord met een ander woord dat dezelfde betekenis heeft. Dus 2 woorden met dezelfde betekenis die in één zin worden gebruikt.
Slide 28 - Diapositive
Tautologie voorbeeld
Zij krijgt het gratis en voor niets.
Als je iets gratis krijgt, krijg je het al voor niets. Gratis en voor niets betekenen allebei hetzelfde. of Zij sloeg de tasjesdief bont en blauw.
Tautologie wordt door schrijvers ook gebruikt om iets te versterken,
Enkel en alleen (ingeburgerde tautologie).
Slide 29 - Diapositive
Vwo (woordenschat)
Blz theorie 117
Slide 30 - Diapositive
We liepen door het groene gras naar de speeltuin.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
Slide 31 - Quiz
We liepen door het groene gras naar de speeltuin.
Dit is een pleonasme:
Gras is namelijk van zichzelf al groen. Het woord groene geeft een versterking aan het woord gras.
Slide 32 - Diapositive
Mijn mobiel is kwijt.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
Slide 33 - Quiz
Mijn mobiel is kwijt.
Of: Ik ben mijn mobiel kwijt.
Of: Mijn mobiel is weg.
Contaminatie is een combinatie van 2 (of meer) woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gebruikt. Vaak hebben deze woorden dan wel dezelfde betekenis, alleen zijn ze verkeerd gecombineerd.
Slide 34 - Diapositive
Uit de kraan komt vloeibaar water.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
Slide 35 - Quiz
Uit de kraan komt vloeibaar water.
Dit is een pleonasme:
Water is van zichzelf al vloeibaar. Het woord vloeibaar geeft een versterking van het woord water.
Slide 36 - Diapositive
Grammatica
Woordenschat havo-boek vanaf blz 113, opdr 2b, 3a
Woordenschat vwo-boek vanaf blz 117, opdr 1, 2a, 2b
3b en 4a, 4b, 4c (3 verzinnen)
Let op:
Je hebt twee lessen om dit af te maken, daarna wordt de module eruit gehaald! Gebruik de woordenlijst (zie google classroom).
Wil je extra oefenen:
Woordenschat activiteitenboek vwo-boek vanaf blz 34, opdr 1 en 2
timer
30:00
Slide 37 - Diapositive
Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?
Slide 38 - Diapositive
Wat gaan we de volgende les doen?
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Nakijken
Slide 41 - Diapositive
https:
Slide 42 - Lien
Onderwerp zoeken
Je leest de tekst oriënterend.
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.