Quiz Cirkelbewegingen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Quiz cirkelbeweging

00:48

00:48

Om het pakje kaarten om te stoten, moet de ring opgetild worden als de bal zich bevindt in punt

1. A
2. B
3. C
4. D

00:58

Ga ervan uit dat er geen wrijving is tussen bal en ondergrond. Welke bewering is juist?
Zodra je de ring optilt,

1. werkt er een middelpuntzoekende kracht op de bal.
2. werkt er geen resulterende kracht op de bal.
3. werkt er een kracht op de bal in zijn bewegingsrichting.
4. werkt er alleen zwaartekracht op de bal.

01:24-01:27

= Middelpuntzoekende

   kracht

Satelliet A hangt op 20.000 km boven het aardoppervlak. Satelliet B op 35.000 km.
Beide satellieten draaien in 20 uur eenmaal om de aarde.
Welke bewering klopt?

1. A heeft een grotere baansnelheid dan B
2. A heeft een kleinere baansnelheid dan B

Satelliet B hangt op dezelfde hoogte boven het aardoppervlak en heeft dezelfde massa als satelliet C.
Terwijl satelliet B er 20 uur over doet om eenmaal rond de aarde te gaan, doet satelliet C daar 30 uur over.
Welke bewering klopt niet?

1. B heeft een grotere baansnelheid dan C.
2. B heeft een grotere hoeksnelheid dan C.
3. De cirkelbanen van B en C zijn even groot.
4. Op B en C werkt een even grote 𝐹_𝑚𝑝𝑧

02:45

De verslaggever zegt: "Hij heeft moeite met de snelheid, moeite met het houden van de bocht."
Leg uit wat er aan de hand is. Maak gebruik van 𝐹_𝑚𝑝𝑧.

Je zit in de Python. Neem aan dat je gedurende een looping dezelfde snelheid houdt.

Wat is de richting van de resulterende kracht die op je werkt, wanneer je in het hoogste punt van de looping zit (punt A)?

1. Omhoog
2. Omlaag
3. Naar rechts (in het plaatje)
4. Naar links (in het plaatje)

Je zit in de Python. Neem aan dat je gedurende een looping dezelfde snelheid houdt.

Van welke kracht(en) is 𝐹_𝑚𝑝𝑧 het resultaat in punt B?

1. Zwaartekracht
2. Normaalkracht en middelpuntzoekende kracht
3. Zwaartekracht en wrijvingskracht
4. Zwaartekracht en normaalkracht

Je zit in de Python. Neem aan dat je gedurende een looping dezelfde snelheid houdt.

Welke bewering klopt niet?

1. 𝐹_𝑚𝑝𝑧 in A is even groot als 𝐹_𝑚𝑝𝑧 in B.
2. In B heb je een groter gewicht dan in A.
3. 𝐹_𝑚𝑝𝑧 in A is groter dan 𝐹_𝑚𝑝𝑧 in B.
4. 𝐹_res in A is gelijk aan 𝐹_res in B.

Je gaat de tweede looping in, die precies even groot is als de eerste looping.
In tegenstelling tot bij de eerste looping, kom je bij de tweede looping in punt A los van je stoel.

Wat zegt dit over je snelheid tijdens de tweede looping?

1. Die is groter dan tijdens de eerste looping
2. Die is kleiner dan tijdens de eerste looping
3. Dit zegt niks over de snelheid.
4. Die is anders van richting dan tijdens de eerste looping.