CG A2 Unidad 2_parte I_week 5 les 1

hoy es lunes
mañana hacemos el TT 4+5 (en la clase)

Hoy
Unidad 2: Oef. 1 t/m 4 TB
pero primero un poco de repaso
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

hoy es lunes
mañana hacemos el TT 4+5 (en la clase)

Hoy
Unidad 2: Oef. 1 t/m 4 TB
pero primero un poco de repaso

Slide 1 - Diapositive




Alicia................... enferma con mucha frecuencia 
A
se pone
B
pone
C
encuentra
D
pongo

Slide 2 - Quiz




Este fin de semana podemos.................. en un hotel 
A
quedarse
B
quedarnos
C
se quedan
D
os quedáis

Slide 3 - Quiz

Zo zag ik eruit toen ik.....oud was
Oefenen met imperfecto
Neem morgen (dinsdag) een foto van jezelf mee naar de les en vertel aan je medestudenten hoe je eruit zag toen je < 15 jaar oud was.
Volgorde van je verhaal:
- Leeftijd
- Plaats/locatie: Waar was je toen op de foto?
- Uiterlijk beschrijven
- Karaktereigenschappen beschrijven
- Voeg extra informatie toe van toen 


 

Slide 4 - Diapositive

Unidad 9: ser y estar - repaso

Slide 5 - Diapositive

SER Y ESTAR  (ZIJN) Unidad 9 pg. 80

Slide 6 - Diapositive

Uso de SER y ESTAR 

Slide 7 - Diapositive




Mi compañera ..... chilena. En clase de español ........... sentada a mi lado.  
Elige el verbo correcto
A
es/está
B
está/es
C
es/es
D
está/está

Slide 8 - Quiz




¿................. nueva en esta universidad?  (Ben jij nieuw..)
A
Estás
B
Eres
C
Somos
D
Estamos

Slide 9 - Quiz




Mis botas ....... nuevas. ......... en mi armario
A
están/son
B
estáis/son
C
sois/están
D
son/están

Slide 10 - Quiz




Mis amigos y yo..................
expertos en kárate
A
estamos
B
están
C
somos
D
son

Slide 11 - Quiz




Vosotros ........ mis mejores amigos, y por eso .......... muy contento
A
estáis/estoy
B
son/soy
C
estáis/estás
D
sois/estoy

Slide 12 - Quiz

Con Gusto A2_semana 5
Clase de hoy (leerdoelen):

-Unidad 2: Te lo compro. Nr. 1 t/m 4 TB 
- ¿Qué o Cuál(es)?
- pronombres indefinidos

Slide 13 - Diapositive

Me gustaría + infinitivo

¿Qué te gusta hacer?

vergelijk
¿Qué te gustaría hacer el próximo fin de semana?

Slide 14 - Diapositive

capítulo nuevo, unidad 2 p. 19 TB

Slide 15 - Diapositive

Unidad 2 p. 19 : Te lo compro

Slide 16 - Diapositive

Nr. 1b TB p. 19  ¿ Dónde compras tú?

Slide 17 - Diapositive

Nr. 1a escuchar TB p. 19
8
9
1. ¿ Qué compran y cuánto pagan?
2. Welke uitdrukkingen hoor je?

Slide 18 - Diapositive

Nr. 2a Comprando con gusto TB p. 20
Doe het interview in tweetallen
Pas het aan naar de jij-vorm.
-Vertel daarna over 
de gewoontes van de ander
con mucho gusto
¿nos regalas 5 minutos?

Slide 19 - Diapositive

Comprando con gusto

¿Cuándo se usa qué y cuándo se usa cuál / cuáles?

  • Vertaal opdr. 2b
  • en vul in de kantlijn de  regel in.

timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

Het gebruik van ¿qué? en ¿cuál / cuáles?
TB p. 128 11.1.1
QUÉ wordt gebruikt om een keuze te maken tussen verschillende zaken of om een open vraag te stellen: 
- ¿Qué prefieres: ir de compras o nadar?          = qué + ww 
Wat wil/doe je liever: winkelen of zwemmen? 
- ¿Qué productos compras por Internet?           = qué + zelfst,nw 
Welke producten koop je via Internet? 
 
QUÉ wordt ook gebruikt om te vragen naar een definitie
- ¿Qué es un teléfono?                                          = qué+ser+definitie 
Wat is een telefoon? Een telefoon is een communicatiemiddel.

Slide 21 - Diapositive

Het gebruik van ¿qué? en ¿cuál / cuáles? 

CUÁL / CUÁLES  wordt gebruikt om een keuze te maken tussen verschillende soorten van één zaak of categorie
- Tengo muchas camisetas, ¿Cuál te gusta más? = Welke (van de T-shirts) vind je  
   het leukst?

CUÁL / CUÁLES wordt vaak in combinatie met het werkwoord SER (es, son) gebruikt (behalve bij het vragen naar definitie) 
- ¿Cuál es tu canción (liedje) favorita?

OJO:  Na CUÁL / CUÁLES komt NOOIT een zelfstandig naamwoord







Slide 22 - Diapositive

qué/ cuál
¿Qué compras por internet? ¿qué + ww
Wat koop je online? = open vraag

¿Cuáles compra en internet? Cuál/cuáles + ww
Welke koop je online? = verwijst terug naar iets

Slide 23 - Diapositive

practicamos
maak in tweetallen opdracht 2c TB p. 20

Maak daarna ook opdracht 2 in het werkboek p. 17

timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

De compras en El Rastro 

  • Lee:  
     ¿Cuándo y  dónde ?
      ¿Qué se puede comprar allí?
     
  • Subraya (onderstreep)
      los pronombres indefinidos.

  • bestudeer 4b
Nr. 4ab TB p. 21
een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een deel van een groep zonder het nader de bepalen: enkele, geen een, een paar etc.

Slide 25 - Diapositive

A. Onveranderlijke onbepaalde voornaamwoorden
Algo, nada, todo:   zaken
alguien en nadie:  personen              worden zelfst. gebruikt
cada voor personen EN zaken

zie ook 5.4.1 en 5.4.2
achter in je
tekstboek -> neem dit eerst goed door!

Slide 26 - Diapositive

Maak Nr. 4 c TB p. 21: Verbeter de zinnen die fout zijn
Maak daarna oef. 4 WB p.18 en 3 WB

                             

B. Veranderlijke onbepaalde voornaamwoorden
Zie p.28 en 5.4.2 achter in je TB

Staan nada, nadie of ninguno/-a/-os/-as achter
het werkwoord, dan moet "no" er voor staan. Een dubbele ontkenning dus! 
Bijv: Hoy no compro nada.

Slide 27 - Diapositive

repaso Indefinido
practicar con las formas


Slide 28 - Diapositive

Welke Indefinido's irregulares moet ik kennen?
  • zie pagina 18 TB, overzichtspagina Unidad 1 CG2.
  • verwijzing naar pararaaf 6.2.2. p. 118 TB
  • zie ook 6.2.1. p. 117 TB
  • bestudeer p. 130 TB en 131 t/m 135 (indefinido's)
  • zie extra materiaal om te oefenen

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

CG 1 TB pag. 101. oef. 9+10
Gimnasia verbal con indefinidos
hablar - encontrar  - explicar- comer- ir - beber - escribir-trabajar- usar- tomar- preguntar- vivir- llegar- ser

             Hoy hablo                     Ayer hablé

Slide 31 - Diapositive

¿Recuerdas los reflexivos?
despertarse (ie) - ducharse - cepillarse - vestirse (i) 
lavarse - acostarse (ue) - relajarse - cansarse

Slide 32 - Diapositive

maak op de website op de volgende slide de 3 oefeningen met hace, desde hace en desde
hace =                geleden
desde hace =    al
desde =              vanaf

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Lien

al final de la clase
¿Hemos conseguido los objetivos de la clase?
Hebben we de leerdoelen bereikt?

practicar con Indefinido
-Unidad 2: 
- ¿Qué o Cuál(es)?
-pronombres indefinidos

Slide 35 - Diapositive



                                 
- U2 opdr. 1 t/m 4 wb
-TT 4&5 voorbereiden (doen we in de les)
                    
  
                     

       Deberes para mañana: 

Slide 36 - Diapositive