Beantwoord daarna de vragen op de volgende slides in een bestand dat je opslaat in jouw persoonlijke mapje voor Nederlands.
Slide 19 - Diapositive
Vragen:
1) Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst 'Het emoticon. Een hulp bij de interpretatie?'
2) Op welke twee manieren wordt de tekst ingeleid?
3) Waarom heeft de schrijver in de derde alinea een (gecursiveerd) stuk Engelse tekst opgenomen? En waarom heeft hij dit niet vertaald?
4) De schrijver stelt de vraag of je "echt zo’n gek gezichtje nodig [hebt] om een zin te interpreteren zoals de schrijver hem bedoelde". Volgens Ray Shea niet, maar wat denkt de schrijver zelf?
5) De schrijver heeft een onderzoek gedaan om te kijken of emoticons hielpen bij de (juiste) interpretatie van een bericht.
Vul de ontbrekende gegevens over zijn onderzoek in. Aantal gebruikte berichtjes mét emoticons: ........
Aantal gebruikte berichtjes zonder emoticons: ........
Aantal proefpersonen: ........
Manier van afnemen: ........
6) De schrijver wilde weten of emoticons nu wel of niet helpen bij het interpreteren van een zin. Wat was de uitkomst van zijn onderzoek? Leg je antwoord uit.
Slide 21 - Diapositive
Vragen:
7) Past het tussenkopje "Verwarring" boven de alinea? Leg je antwoord uit.
8) Welke twee manieren om een tekst af te sluiten gebruikt de schrijver in de laatste alinea?
Beantwoord daarna de vragen op de volgende slides in een bestand dat je opslaat in jouw persoonlijke mapje voor Nederlands.
Slide 23 - Diapositive
Vragen:
9) In de vorige tekst deed de schrijver onderzoek naar de interpretatie van emoticons. De tekst 'Emoji's blijken enorme bron van misverstanden te zijn' gaat over de uitkomsten van een onderzoek naar emoji's. Zijn de uitkomsten uit beide onderzoeken vergelijkbaar? Leg je antwoord uit.
10) Het onderzoek naar emoji's verschilde van het onderzoek naar emoticons. Wat werd er precies onderzocht in beide onderzoeken? Hoe verschillen die twee dingen van elkaar?
11) De tekst bevat veel plaatjes en grafieken. Waarom denk je dat de schrijfster voor deze afbeeldingen gekozen heeft?
Slide 24 - Diapositive
Vragen:
12) De plaatjes van de telefoons van Abby en Bill illustreren een situatie waarin een emoji verkeerd begrepen wordt. Citeer de zin uit de tekst die het beste weergeeft wat we op het plaatje zien.
13) Vind jij dat de tekst goed is afgesloten? Leg je antwoord uit.
Als je klaar bent met het beantwoorden van de vragen tag je je docent in je bestand. Je krijgt vervolgens de antwoorden en kijkt je werk zelfstandig na. Verbeteringen / aanpassingen kleur je rood.
Slide 25 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
* Je kent verschillende redenen waardoor mensen emoticons en emoji's verkeerd kunnen interpreteren.
* Je hebt je verdiept in de tekstopbouw van twee verschillende teksten.