Beantwoord daarna de vragen op de volgende slides in een bestand dat je opslaat in jouw persoonlijke mapje voor Nederlands.
Slide 19 - Diapositive
Vragen:
1) Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst 'Emoji's verklappen veel over de volksaard'?
2) Leg zo duidelijk mogelijk uit wat emoji's zijn. Je mag hierbij voorbeelden gebruiken.
3) Hoe ontdekten de onderzoekers dat het gebruik van emoji's per land verschilt?
4) De onderzoekers presenteerden de resultaten van hun onderzoek op het SXSW-festival in Texas. Wat is dit voor festival?
5) Noem een voorbeeld van een combinatie van een land en een emoji die niet zo voor de hand ligt.
Slide 20 - Diapositive
Vragen:
6) Waarom gebruiken Amerikanen in Montana, North-Dakota en Wyoming volgens de onderzoekers vrij veel emoji's als zoenende meisjes en een regenboog? Leg je antwoord uit.
7) Vind jij het tussenkopje "Puur toeval" goed gekozen bij de alinea die eronder staat? Verwijs in je antwoord naar een specifiek stuk in de tekst.
8) Welke functie vervullen emoji's volgens McCulloch bij geschreven tekst?
9) De auteur van dit artikel vergelijkt het Nederlandse emoji-gebruik met dat van Fransen. Noem een overeenkomst en een verschil.
Slide 21 - Diapositive
Vragen:
10) In 2015 werd het tears of joy-icoontje in Engeland zelfs tot 'woord van het jaar' uitgeroepen. Wat vind jij daarvan? Is een icoontje een woord of niet? Leg je antwoord uit.
Als je klaar bent met het beantwoorden van de vragen tag je je docent in je bestand. Je krijgt vervolgens de antwoorden en kijkt je werk zelfstandig na. Verbeteringen / aanpassingen kleur je rood.
Slide 22 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
* Je weet wat het verschil is tussen emoticons en emoji's.
* Je weet waarom mensen emoticons en emoji's zijn gaan gebruiken.