4H 4.2 Bacteriën, virussen en schimmels NOG NIET KLAAR

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht

Log in in LessonUp, je krijgt zo een aantal vragen.


  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, chromebook, schrift + pen

timer
2:00

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent heterotroof?
A
Warmbloedig
B
Zelfregulerend
C
Anders-voedend
D
Hetzelfde-voedend

Slide 3 - Quiz

Wat is geen organische stof?
A
C6H12O6
B
H2O
C
C18H32O2
D
C2H5NO2

Slide 4 - Quiz

Planten zijn heterotroof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

De soortaanduiding van de plant Ranunculus arvensis is...
A
Ranunculus
B
arvensis

Slide 6 - Quiz

Hoe planten bacteriën zich voort?

Slide 7 - Question ouverte

Bij het bereiden van voedsel gebruiken wij bacteriën. Noem een voorbeeld.

Slide 8 - Question ouverte

Voor welk voedsel gebruiken we schimmels?

Slide 9 - Question ouverte

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 4.2 
  • Afsluiting 

Slide 10 - Diapositive

Thema 4 Evolutie
Oriëntatie
4.1 Indeling van de levende natuur 
4.2 Bacteriën, virussen en schimmels
4.3 De evolutietheorie
4.4 Evolutie in populaties
4.5 Onderzoek naar evolutie

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kunt kenmerken van bacteriën noemen.
  • Je kunt kenmerken van virussen noemen.
  • Je kunt kenmerken van schimmels noemen

Slide 12 - Diapositive

Domeinen

Slide 13 - Diapositive

Bacteriecel
1. Celwand: stevige laag om de bacteriecel
2. Celmembraan: Een dun vlies om het cytoplasma. Bepaald wat er in en uit de cel gaat.
3. Cytoplasma: Water met opgeloste stoffen.

Geen celkern: één groot cirkelvormig chromosoom ligt los in het cytoplasma

Bacteriën zijn prokaryoot

Slide 14 - Diapositive

Bacteriecellen
Plasmide:
klein cirkelvormig DNA molecuul, kan uitgewisseld worden met andere bacterie

Slide 15 - Diapositive

Hoe groot/klein is een bacterie?
Roze = bloedcel
Paars = groepjes bacteriën
Blauw = bacterie
Achtergrond = menselijke cel

Slide 16 - Diapositive

celdeling bacterie

Slide 17 - Diapositive

Celdeling
Een bacterie deelt in de perfecte omstandigheid ongeveer elk half uur. 



> Wat zou er met de celdeling gebeuren
als je het in de koelkast stopt?

> En in de vriezer?

Slide 18 - Diapositive

Nuttige bacteriën
In je darmen en op je huid leven veel nuttige bacteriën!

Slide 19 - Diapositive

Bacteriën en Schimmels zijn reducenten

Slide 20 - Diapositive

Productie van levensmiddelen en medicijnen

Slide 21 - Diapositive

Schadelijke bacteriën         
Voedselbederf

Slide 22 - Diapositive

Nuttige en schadelijke bacteriën

Schadelijke bacteriën


Ze kunnen ons besmetten en ziek maken. 

Als je er ziek van bent krijg je van de dokter  antibiotica 

Slide 23 - Diapositive

Maak 14, 15 en 19

Slide 24 - Diapositive

Bouw virus

Het Coronavirus is een virus.

Een virus bestaat uit DNA of RNA, verpakt in een laagje eiwit.

BINAS 77 A/B

Slide 25 - Diapositive

Hiv/aids
Hiv is het virus
Aids is de ziekte

Wel het virus, niet ziek: seropositief

In Nederland goed te behandelen met Aidsremmers

Slide 26 - Diapositive

Viruswerking
  1. Virussen injecteren hun RNA of DNA in een cel
  2. Cellen kunnen het RNA omzetten in DNA 
  3. Het virus DNA kan worden ingebouwd in het DNA van de cel 
  4. Als het virus DNA tot expressie komt worden er viruseiwitten gemaakt
  5. De viruseiwitten maken nieuwe virusdeeltjes die de cel kunnen verlaten

Slide 27 - Diapositive

Verschil bacterie virus
  • Bacterie is een cel en een virus niet (leeft niet)
  • Bacterie kan zichzelf delen en een virus niet
  • Bacterie is veel groter dan een virus

Slide 28 - Diapositive

Bacteriofaag
  • Virus dat bacteriën als gastheer gebruikt
  • Erfelijk materiaal bacteriofaag dringt bacterie binnen
  • Erfelijk materiaal ondergaat replicatie
  • Nieuwe bacteriofagen geproduceerd, bacterie valt uiteen

Slide 29 - Diapositive

Gentherapie

Slide 30 - Diapositive

Schimmels

Slide 31 - Diapositive

Schimmel
Celkenmerken
Schimmels hebben een celkern
Ze hebben ook een celwand
Ze hebben geen bladgroenkorrels
Ze zijn heterotroof.
Ze zijn belangrijk voor de afbraak van organische stoffen in de natuur.

Slide 32 - Diapositive

Schimmels
Meestal ongeslachtelijk voortplanting d.m.v. sporen en vermeerdering cellen van Mycelium --> schimmeldraden.

Verteren voedsel extracellulair (buiten de cel), en nemen voedingsstoffen op.



Slide 33 - Diapositive

Nuttige schimmels


Speciale soorten schimmels spelen een rol bij het maken van voedingsmiddelen.

Champignons en cantharellen zijn schimmels die we kunnen eten.
Schimmelkaas
1
Gist is een eencellige schimmel.
Gebruikt voor het rijzen van deeg
2
Schimmel speelt een rol bij maken van bier / wijn
3
cantharellen en champignons
4

Slide 34 - Diapositive

Gisten (eencellige schimmels)

Slide 35 - Diapositive

Anaerobe dissimilatie Alcoholgisting
  • Gist wordt gebruikt voor de
    productie van brood, wijn,
    en bier. Door alcoholgisting
    ontstaan alcohol en CO2

Slide 36 - Diapositive

Meercellige schimmels
Veel schimmels zijn reducenten, ze mineraliseren dood organisch materiaal. Deze mineralen kunnen gebruikt worden voor de groei van planten

Slide 37 - Diapositive

Huiswerk

Lezen 4.2
Maken opdracht 







Slide 38 - Diapositive