Woordenschat h1 t/m 3

Woordenschat

Woordbetekenissen vinden, hoe doe je dat????????
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat

Woordbetekenissen vinden, hoe doe je dat????????

Slide 1 - Diapositive

Woordenschat: woordbetekenissen vinden

Je zult regelmatig woorden tegenkomen, waarvan je de betekenis niet kent.

Slide 2 - Diapositive

Gelukkig zijn er manieren, om toch achter de betekenis van een woord te komen!!!

Slide 3 - Diapositive

manier 1

Zoek de betekenis op in een woordenboek.

Vaak mag je echter geen woordenboek gebruiken, bijvoorbeeld bij een toets of een examen......

Slide 4 - Diapositive

manier 2
Zoek in de tekst naar een synoniem van het onbekende woord.
Zo zoek je en synoniem:
* Kijk of er in dezelfde zin een synoniem staat.
   vb Schotten zijn vaak erg sympathiek, ze zijn vriendelijk.

* Lees ook de vorige en de volgende zin.
   vb Op deze website ku je een animatie maken. Zo'n tekenfilm maak je heel      eenvoudig.

Slide 5 - Diapositive

synoniem: twee verschillende woorden met dezelfde betekenis.
scholier- leerling
schrijver- auteur
sympathiek- vriendelijk
animatie - tekenfilm

Slide 6 - Diapositive

manier 3
Zoek in de tekst naar een omschrijving van het onbekende woord.
*Zoek de betekenis tussen haakjes of tussen komma's.
*Zoek de betekenis. In de volgende zin.
*Zoek de betekenis in de vorige zin.

Slide 7 - Diapositive

voorbeeld manier 3
Je zult met je zakgeld prioriteiten moeten stellen. Je moet dus bedenken waaraan je je geld echt uit wilt geven en wat eigenlijk minder belangrijk is om je geld aan uit te geven.

Slide 8 - Diapositive

manier 4
Zoek in de tekst naar voorbeelden van het onbekende woord.
Deze voorbeelden maken de betekenis van een onbekend woord vaak duidelijk.

Slide 9 - Diapositive

Zo vind je een voorbeeld
*Kijk of er in dezelfde zin voorbeelden genoemd worden.
Voorbeelden staan soms tussen haakjes.
 vb Het openbaar vervoer( trein, bus, metro) is veel duurder geworden.

*Na de volgende woorden worden vaak voorbeelden genoemd:
   Als, zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van

*Na een dubbele punt vind je soms ook voorbeelden.
 vb Hij is gek op slaginstrumenten: drums trommels, houtblokken.

Slide 10 - Diapositive

voorbeeld manier 4
Als je op jezelf gaat wonen, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals de belastingdienst, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld van manier 4
Er zijn allerlei schoolartikelen te koop, zoals: agenda's, pennen en schriften.

Slide 12 - Diapositive

Je kunt een beroep kiezen uit de sector verzorging, zoals thuishulp of kraamhulp.
A
Synoniem
B
Voorbeeld
C
Omschrijving

Slide 13 - Quiz

In Amsterdam wonen ontzettend veel nationaliteiten, zoals Engelsen, Amerikanen en Chinezen
A
Omschrijving
B
Voorbeeld
C
Synoniem

Slide 14 - Quiz

Als je werkstuk is ingeleverd, kun je er niets meer aan veranderen. Het is dan definitief.

A
Tegenstelling
B
Omschrijving/ betekenis
C
Synoniem

Slide 15 - Quiz

In autobladen zie je vaak plaatjes waarin je de auto ziet van opzij, van achteren en van voren. Deze plaatjes noem je aanzichten.
A
Tegenstelling
B
Synoniem
C
Omschrijving

Slide 16 - Quiz

Ik vind dit gebouw echt afzichtelijk, vooral de kleuren die zijn gebruikt en de steensoort vind ik erg lelijk
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
omschrijving
D
synoniem

Slide 17 - Quiz