Grammatica woordsoorten: onbepaald voornaamwoord

NEDERLANDS
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

Wat je in deze les leert ... 



Nieuw: onbepaald voornaamwoord (ovw) (5.8 Grammatica woordsoorten)



Slide 2 - Diapositive

§5.8 Grammatica woordsoorten

Slide 3 - Diapositive

Het onbepaald voornaamwoord (ovw)

Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere:
iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).  
 
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar 'iets vaags'.
 Dat kunnen personen of dingen zijn. 

Slide 4 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord

Slide 5 - Diapositive

Let op!
Sommige, enkele, enige, verscheidene, alle, verschillende

... worden soms benoemd als ovw.

In de lesmethode Ta!ent benoemen we deze woorden als onbepaald hoofdtelwoord.

Slide 6 - Diapositive

Ik weet nu wat een onbepaald voornaamwoord is.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Welk woord is een onbepaald voornaamwoord (ovw)?
A
iets
B
hem
C
niets
D
die

Slide 8 - Quiz

Welk woord is geen onbepaald voornaamwoord
A
men
B
ergens
C
derde
D
iets

Slide 9 - Quiz

Wat is in deze zin het onbepaald voornaamwoord?

'Het is hier altijd enorm gezellig.'
A
Het
B
hier
C
altijd
D
gezellig

Slide 10 - Quiz

Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin?

Na het kampeerweekend was iedereen uitgeput.
A
Na
B
kampeerweekend
C
was
D
iedereen

Slide 11 - Quiz

Wat is een onbepaald voornaamwoord?
A
deze
B
wat voor een
C
zich
D
men

Slide 12 - Quiz

Niemand vertelt mij iets!

Het onbepaald voornaamwoord is...
De onbepaalde voornaamwoorden zijn..
A
Niemand en mij
B
Mij en iets
C
iets
D
Niemand en iets

Slide 13 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van de onbepaalde voornaamwoorden?
A
deze, dit, die, dat
B
iets, niets, iemand, alles
C
die, dat, wat, wie
D
wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 14 - Quiz


Een onbepaald voornaamwoord...
A
als je een woordsoort niet kent
B
verwijst naar iets of iemand maar je weet niet precies wie of wat
C
verwijst naar een persoon of ding
D
wie, wat, welke, wat voor een

Slide 15 - Quiz

Onbepaald voornaamwoord:
A
daar
B
wie
C
verder
D
men

Slide 16 - Quiz