Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
NEDERLANDS
Slide 1 - Diapositive
Je leert:
- over het onbepaald voornaamwoord;
- over het wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Slide 2 - Diapositive
Het onbepaald voornaamwoord (ovw)
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere:
iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar 'iets vaags'.
Dat kunnen personen of dingen zijn.
Slide 3 - Diapositive
Onbepaald voornaamwoord
Slide 4 - Diapositive
Drie lastige gevallen
1. Als je de betekenis heeft van men:
Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.
2. Als wat de betekenis heeft van iets.
Neem jij ook wat mee naar het feest?
3. Als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
Het is al laat, maar hetis nog steeds gezellig.
Slide 5 - Diapositive
Wederkerend of wederkerig vnw.
Slide 6 - Diapositive
Wederkerend voornaamwoord
Wat is dat ook alweer?
Wederkerend betekent dat iets terugkomt. We kennen in het Nederlands wederkerende werkwoorden. Die beginnen altijd met 'zich', bijvoorbeeld: - zich branden - zich verslapen - zich bezeren
Slide 7 - Diapositive
Vervoegen van wederkerend werkwoord
Als je wederkerende werkwoorden gaat vervoegen, dan komt er een deel van het werkwoord terug.
Voorbeeld:
- Zich vergissen
Ik vergis me
Hij vergist zich
Wij vergissen ons
Slide 8 - Diapositive
LET OP!
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn.
Daarnaast kunnen je en ons ook bezittelijk voornaamwoord zijn.
Slide 9 - Diapositive
Vervangen door een ander woord
Bemoei jeje altijd met je zusje als je ouders onderweg zijn?
Kan je me/je/ons vervangen door hij of hem? Dan is het een pers. vnw. Kan je me/je/ze vervangen door zijn? Dan is het een bez. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zich? Dan is het een wederkerend vnw.
Slide 10 - Diapositive
Vervangen door een ander woord
Bemoei jeje altijd met je zusje als je ouders onderweg zijn?
Bemoeit hijzich altijd met zijn zusje als zijn ouders weg zijn?
Kan je me/je/ons vervangen door hij of hem? Dan is het een pers. vnw. Kan je me/je/ze vervangen door zijn? Dan is het een bez. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zich? Dan is het een wederkerend vnw.
Slide 11 - Diapositive
Verplicht wederkerende werkwoorden
In een zin met een verplicht wederkerend werkwoordhoort het wederkerende voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.
Bijvoorbeeld: Bij het vermenigvuldigen vergiste Lisa zich vaak. werkwoordelijk gezegde = vergiste zich
Bijvoorbeeld: Ik schaam me voor het gedrag van de kinderen. werkwoordelijk gezegde = schaam me
Slide 12 - Diapositive
Toevallig wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord.
zich scheren -> je kunt jezelf en iemand anders scheren
zich vermaken -> je kunt jezelf en iemand anders vermaken
Slide 13 - Diapositive
Kan je 'zich' in de zinnetjes hieronder vervangen door iets of iemand anders?
a. Bjorn scheert zich. Bjorn scheert ...
b. Leon schaamt zich. Leonie schaamt ...
Slide 14 - Diapositive
Kan je 'zich' in de zinnetjes hieronder vervangen door iets of iemand anders?
a. Bjorn scheert zich. Bjorn scheert zijn kin/ Henk / de hond.
b. Leon schaamt zich. Leonie schaamt ...
Slide 15 - Diapositive
Jij brandt je aan die kaars. 'Je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Jij houdt je boek verkeerd vast. 'Je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Hij houdt zich vast aan de boei. 'Zich' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 18 - Quiz
Heb je je vanochtend wel gewassen? De eerste 'je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Heb je je vanochtend wel gewassen? De tweede 'je' is een: