vijfde les

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Werkt het niet?⇾ jongen-meisje indeling!

Slide 2 - Diapositive

Die Bücher auf dem Tisch

Slide 3 - Diapositive

Regels voor het gehele jaar
  • Je luistert wanneer de docent dit aan je vraagt.
  • Ga respectvol met elkaar om: niet elkaar uitleggen of door elkaar heen praten. 
  • Je blijft van elkaars spullen af.
  • Aan het begin van de les liggen alle boeken op tafel.  
  • Als je vragen hebt, steek je je hand op. 
  • Als je aangesproken wordt op bijv. je gedrag, gaan we niet in discussie (wel mag dit na de les)
  • We houden de boeken netjes (niet erin tekenen/krassen/scheuren etc.)

Slide 4 - Diapositive

Was machen wir heute?
  1. Die Hausaufgaben besprechen und nachsehen
  2. Sehen/hören, die Aufgaben 1, 2 und 3
  3. Neue Grammatik erklären
  4. Die Hausaufgaben: Grammatik
  5. Bingo?  (die Zahlen 0-100 wiederholen)

Lernziele: 
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen. 
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen.   

Slide 5 - Diapositive

Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen

Die Aufgaben 15, 16, 17, 18 und 19 machen

Slide 6 - Diapositive

sehen/hören
  1. Aufgabe 1a/b zusammen machen (Seite 14)
  2. Die Aufgaben 1c, 2 und 3 selbstständig machen
- Max. 6 Min.

Slide 7 - Diapositive

Neue Grammatik erklären (das Verb: werden)
ich 
du 
er/ sie/ es 
wir 
ihr 
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 8 - Diapositive

Neue Grammatik 
Die Aufgaben 2, 3, 20, 21, 22 und 23 machen
- Seite 15 und 29

Slide 9 - Diapositive

Bingo?

Die Zahlen 0-100 wiederholen



Per ronde 1 winnaar
1e keer: 1 rij
2e keer: volle kaart

0
53

Slide 10 - Diapositive

Lernziele
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen. 
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen. 

Slide 11 - Diapositive

Die Hausaufgaben 
Die Aufgaben 2, 3, 20, 21, 22 und 23 machen

Slide 12 - Diapositive