Het grote taal en cultuurspel

Het grote taal & Cultuurspel.
Contact! 
A1-A2
Hoofdstuk:
1-8.
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2 hoogMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Het grote taal & Cultuurspel.
Contact! 
A1-A2
Hoofdstuk:
1-8.

Slide 1 - Diapositive

Nederland is .....
A
een eiland.
B
een koninkrijk.
C
een republiek.

Slide 2 - Quiz

Hoeveel inwoners heeft Nederland?
A
Meer dan 18 miljoen.
B
Minder dan 18 miljoen
C
Precies 18 miljoen.

Slide 3 - Quiz

Wat heeft Nederland meer: inwoners of fietsen?
A
Er zijn evenveel inwoners als fietsen.
B
Er zijn meer fietsen.
C
Er zijn meer inwoners.

Slide 4 - Quiz

Waarover praten Nederlanders als ze over alledaagse dingen praten?
A
Over hondjes en kalfjes.
B
Over hondjes en katjes.
C
Over koetjes en kalfjes.
D
Over koetjes en katjes.

Slide 5 - Quiz

Waar hangt in Nederland de verjaardagskalender meestal?
A
In de keuken.
B
In de woonkamer.
C
In de slaapkamer.
D
Op de wc.

Slide 6 - Quiz

Met welk diploma kun je direct aan de universiteit gaan studeren?
A
Met een havo diploma.
B
Met een vwo diploma.
C
Met een vmbo diploma.

Slide 7 - Quiz

Hoe smaakt een bitterbal?
A
bitter.
B
zoet.
C
hartig.
D
zuur.

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het deel van Nederland met de steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht?
A
Holland.
B
De randstad.
C
Het viersteden gebied.

Slide 9 - Quiz

In welk attractiepark zijn alle gebouwen klein?
A
In de Efteling.
B
In Duinrell.
C
In Madurodam.
D
In Slagharen.

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Slide 11 - Question ouverte

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Slide 12 - Question ouverte

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Slide 13 - Question ouverte

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Slide 14 - Question ouverte

Wat is dit?
(gebruik artikel)

Slide 15 - Question ouverte

Wat zijn dit?
(gebruik artikel)

Slide 16 - Question ouverte

Wat zeg je als je 's avonds ergens binnenkomt?

Slide 17 - Question ouverte

Wat zeg je als je hulp nodig hebt?

Slide 18 - Question ouverte

Wat zeg je voordat je gaat eten?

Slide 19 - Question ouverte

Wat zeg je als iemand voor een examen is gezakt?

Slide 20 - Question ouverte

Wat zeg je als iemand ziek is?

Slide 21 - Question ouverte

Wat zeg je als iemand overleden is?

Slide 22 - Question ouverte

Wat zeg je als je niet hebt begrepen wat iemand zegt?

Slide 23 - Question ouverte

Wat zeg je als iemand een sollicitatiegesprek heeft?

Slide 24 - Question ouverte

Wat zeg je als je in een winkel een blouse past en hij is te klein?

Slide 25 - Question ouverte

Wat zeg je als iemand 'Dank je wel.' tegen je zegt?

Slide 26 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Als je honger hebt, wil je iets ...

Slide 27 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Als je op vakantie bent, hoef je niet te ...

Slide 28 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Je gaat naar de discotheek om te ...

Slide 29 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Een schilderij kun je aan de muur ...

Slide 30 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Als je met de hond buiten loopt, dan ben je de hond aan het ...

Slide 31 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Als je een leuke advertentie voor een baan hebt gezien, kun je ...

Slide 32 - Question ouverte

Geef het juiste verbum:
Ook als je geen goede reden hebt, kun je feest ...

Slide 33 - Question ouverte

Perfectum-denken (ik)

Slide 34 - Question ouverte

Imperfectum-hebben (hij)

Slide 35 - Question ouverte

Presens-mogen (jij)

Slide 36 - Question ouverte

Presens-kunnen (hij)

Slide 37 - Question ouverte

Perfectum-gaan (wij)

Slide 38 - Question ouverte

Perfectum-kopen (wij)

Slide 39 - Question ouverte

Imperfectum-zijn (ik)

Slide 40 - Question ouverte

Presens-zullen (u)

Slide 41 - Question ouverte

Perfectum-regenen (het)

Slide 42 - Question ouverte

Imperatief-doen

Slide 43 - Question ouverte

Imperatief-opletten

Slide 44 - Question ouverte

Perfectum-aflopen (Het spel)

Slide 45 - Question ouverte