Tekstsoorten + overhalende tekst schrijven

Lezen in je leesboek
timer
15:00
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen in je leesboek (SE5)
Je kan opschrijven wat het doel is van een tekstsoort.
Je kunt bij een tekstdoel opschrijven welke tekstsoort erbij hoort en welk taalgebruik.
Je weet wat een overhalende tekst is en schrijft zo'n tekst.
Je oefent de stof van SE1 door opdrachten en een quiz te maken.

Slide 3 - Diapositive

WISBORDJES
Schrijf op wat het doel van de tekstsoort is.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
Overhalend = activerend
Voorbeelden van overhalende teksten?
Maken: Les 46, opdr. 12 (blz. 96+97)
Inleveren.
Gedaan? Werkwoordspelling, opdr. 3&4 maken.
Klaar? Oefeningsblad hun-hen maken.
Gedaan? Lezen in je leesboek.


timer
30:00

Slide 10 - Diapositive

WISBORDJES
Je krijgt het doel van de tekst te zien.

Schrijf een tekstsoort op dat dit doel heeft.
Schrijf op welk taalgebruik bij dit doel past.

Slide 11 - Diapositive

Mening geven

  • Tekstsoort: 
  • columns, blogs, interviews. 
  • Taalgebruik: 
  • ik vind, ik denk, ik ben van mening dat



Slide 12 - Diapositive

Gevoelens oproepen
  • Tekstsoort: 
  • gedicht, songtekst 
  • Taalgebruik: 
  • ik merk, ik voel, had ik maar, emoties

Slide 13 - Diapositive

Informeren
  • Tekstsoort: 
  • kranten, nieuwssites, artikelen. 
  • Taalgebruik: 
  • ik hoor, ik zie en ik merk...dus feiten, objectief

.


Slide 14 - Diapositive

Instrueren
  • Tekstsoort: 
  • Recept, handleiding/gebruiksaanwijzing, speluitleg, routebeschrijving, stappenplan.
  • Taalgebruik: 
  • doe-woorden (doe, maak, leg), stapsgewijs, signaalwoorden (eerst, daarna, vervolgens)

Slide 15 - Diapositive

Amuseren
  • Tekstsoort: 
  • roman, sprookje, strip, rollenspel, hoorspel, griezelverhaal.
  • Taalgebruik: 
  • om te boeien

Slide 16 - Diapositive

Overtuigen
  • Tekstsoort: 
  • betoog, programma politieke partij, sollicitatiebrief
  • Taalgebruik: 
  • argumenten, standpunt, bewering, signaalwoorden (ten eerste, ten tweede, bovendien)

Slide 17 - Diapositive

Activeren
  • Tekstsoort: 
  • advertentie, uitnodiging
  • Taalgebruik: 
  • doe-woorden, activerende woorden (nu-mis het niet)

Slide 18 - Diapositive

Het lijkt alsof er niet is geluisterd
.............
de voorkeuren.
A
aan
B
naar
C
van
D
op

Slide 19 - Quiz

We zijn ontzettend goed op
.....
ingespeeld.
A
elkaar
B
mekaar

Slide 20 - Quiz

Ik hoop .... spoedige reactie.
A
uw
B
u

Slide 21 - Quiz

Wat is fout aan deze zin?
Ik vraag me af hoe jullie op deze indeling zijn gekomen?
A
Vraagteken moet weg
B
'me' moet 'mij' zijn
C
Er is niets fout aan de zin.
D
'deze indeling' moet 'dit indeling' zijn

Slide 22 - Quiz

Wat betekent een 'aanvaring met iemand hebben'?
A
Dat betekent hetzelfde als ervaring
B
Een grappig gesprek
C
Ruzie hebben

Slide 23 - Quiz

Wij ..... als team samen blijven.
A
wouden
B
wilden
C
wilde

Slide 24 - Quiz

Ik ben ingedeeld in de JO16-3 maar ik zou graag in de JO16-2 ingedeeld willen worden.
A
Voor 'maar' een komma
B
ingedeelt met een t

Slide 25 - Quiz

Ik speel graag met .... .
A
hun
B
hen

Slide 26 - Quiz

Dat hoeft niet ...
A
persé
B
per se
C
per sé

Slide 27 - Quiz

Waar hoort de komma?
'Zij weet dat omdat zij docent Frans is.
A
,omdat
B
omdat,

Slide 28 - Quiz

Als een docent contact .... met een leerling buiten schooltijd.
A
onderhoudt
B
onderhoud

Slide 29 - Quiz

De stoel ..... hij zit, is al heel oud.
A
waar op
B
waarop

Slide 30 - Quiz

Regel
er
hier
daar
waar 
+ voorzetsel
=altijd aan elkaar!
VOORBEELDEN: erop - hierdoor - daarvan - waarin

Slide 31 - Diapositive

Wat vind jij .....?
A
ervan
B
er van

Slide 32 - Quiz

Wil jij .... zitten?
A
hier op
B
hierop

Slide 33 - Quiz

Ik wil graag van die regel ....
A
gebruikmaken
B
gebruik maken

Slide 34 - Quiz

Samengestelde werkwoorden
doorbrengen
gebruikmaken
dichtdoen
bekendmaken
opendoen
terechtkomen
wijsmaken

Slide 35 - Diapositive

Heb jij het raam....?
A
dicht gedaan
B
dichtgedaan

Slide 36 - Quiz

Ik heb ..... die smaak geproefd.
A
weleens
B
wel eens

Slide 37 - Quiz

Weleens vs Wel eens
Weleens: ooit, soms, best eens 
Heb je weleens Sangria gedronken?

Wel eens: tegenstelling 
Ik wil best wel eens naar Ibiza.

Slide 38 - Diapositive

Ik heb....wijn gedronken, maar ik vond dat heel goor.
A
weleens
B
wel eens

Slide 39 - Quiz

Heb jij ..... meegedaan met dat toernooi? Ik niet.
A
wel eens
B
weleens

Slide 40 - Quiz

Doelen behaald?
Lezen in je leesboek (SE5)
Je kan opschrijven wat het doel is van een tekstsoort.
Je kunt bij een tekstdoel opschrijven welke tekstsoort erbij hoort en welk taalgebruik.
Je weet wat een overhalende tekst is en schrijft zo'n tekst.
Je oefent de stof van SE1 door opdrachten en een quiz te maken.

Slide 41 - Diapositive