Thema 2 - BS 2.6 Cellen van dieren

Basisstof 2.6 Cellen van dieren 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Basisstof 2.6 Cellen van dieren 

Slide 1 - Diapositive

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen

Slide 2 - Quiz

Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 3 - Quiz

Wat is een orgaanstelsel?
A
een groep organismen
B
een groep cellen
C
een groep organen die samen aan een bepaalde taak werken
D
een groep cellen die samenwerken

Slide 4 - Quiz

Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 5 - Quiz

Dit is een orgaan van de mens.
Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel

Slide 6 - Quiz

Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Skelet
D
Verteringsstelsel

Slide 7 - Quiz

Een orgaan is...
A
een spier
B
een deel van een organisme
C
een cel
D
een organenstelsel

Slide 8 - Quiz

Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 9 - Quiz

Voordat je met de microscoop gaat werken, controleer je altijd eerst de beginstand. Wat is de beginstand van de microscoop?
A
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
B
De kleinste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.
C
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar beneden.
D
De grootste vergroting voor en de tafel helemaal naar boven.

Slide 10 - Quiz

Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
tubus
C
diafragma
D
oculair

Slide 11 - Quiz

De microscoop draag je voor je buik. Waar heb je de microscoop vast?
A
nr. 7 en nr. 12
B
nr. 9 en nr. 12
C
nr. 9 en nr. 4
D
nr. 8 en nr. 11

Slide 12 - Quiz

Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 4×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x

Slide 13 - Quiz

lichtregelaar van de microscoop
A
tubus
B
revolver
C
diafragma
D
micro-schroef

Slide 14 - Quiz

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveel licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen
Aan het eind van de les:

  • Je weet dat een organisme bestaat uit cellen
  • Je kunt delen van cellen van dieren benoemen

Slide 16 - Diapositive

cellen 
Planten en dieren bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. 
Cellen zijn niet goed zichtbaar met het blote oog. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

cellen van dieren 
De cellen van een mens noem je dierlijke cellen. 
De cel bestaat het grootste gedeelte uit celplasma. Dat is een dikke vloeistof van water met opgeloste stoffen. 
In het celplasma ligt de celkern. De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt. 
Om de cel heen zit het celmembraan, dat is een dun vlies. 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

dieren bestaan uit heel veel ......
A
celkernen
B
celmembraam
C
cellen
D
celplasma

Slide 23 - Quiz

De cellen van mensen hebben...... kenmerken als cellen van dieren
A
verschillende
B
andere
C
dezelfde
D
geen

Slide 24 - Quiz

De ...... regelt alles wat er in de cel gebeurt
A
celkern
B
celmembraan
C
celplasma
D
cellen

Slide 25 - Quiz

De cel bestaat voor een groot deel uit .....
A
celkern
B
celmembraan
C
celplasma
D
cellen

Slide 26 - Quiz

Om de cellen van dieren ligt een .....
A
celkern
B
celmembraan
C
celplasma
D
cellen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Vidéo

Uit welke onderdelen bestaat een dierlijke cel?

Slide 29 - Question ouverte