Namur

Namur
le 7 avril
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Namur
le 7 avril

Slide 1 - Diapositive

Namen in het Frans is...

Slide 2 - Question ouverte

Waar ligt Namen?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

Welke rivieren stromen door Namen?
A
de Lek en de Ijssel
B
de Samber en de Maas
C
de Maas en de Rijn
D
De Samber en de Lek

Slide 4 - Quiz

Welke rivieren stromen door Namen?
A
de Lek en de Ijssel
B
de Samber en de Maas
C
de Maas en de Rijn
D
De Samber en de Lek

Slide 5 - Quiz

In welke provincie ligt de stad Namen?
A
Antwerpen
B
Luik
C
Namen
D
Luxemburg

Slide 6 - Quiz

Namen is de hoofdstad van de provincie Namen, maar ook van...
A
België
B
Vlaanderen
C
Wallonië
D
geen van deze drie

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Programme
In Taalstad moet je je in zes situaties in het Frans redden. Je doet dat meestal in een groepje van vier leerlingen. Voor elke situatie heb je een kwartier de tijd. Daartussen heb je een kwartier om naar de volgende situatie te lopen. Elk groepje krijgt zijn eigen route. We noemen dat in het Frans een ’itinéraire’. Daarin staat precies hoe laat je waar moet zijn.

Slide 10 - Diapositive

Situations
Ontmoeting in het café
Bij de VVV / Tourist information
Ontmoeting met een reiziger op het station/bushalte
Bij de bakker

Interview
Mission impossible





Slide 11 - Diapositive

Exemple: au café
- Je vertelt hoe je heet en waar je woont.
- Je zegt op welke school je zit en in welke klas.
- Je vertelt iets over de vrienden, die je op school (of daarbuiten)hebt.
- Vertel wat jullie doen na school (minstens 3 dingen zoals sport, winkelen, computeren).
- Vraag wat de ander doet in zijn vrij tijd.
- Zeg hoe jij die activiteit vindt.

Slide 12 - Diapositive

Exemple: à l'office de tourisme
- Begroet de medewerker.
- Informeer naar de belangrijkste bezienswaardigheden.
- Kies er een uit en vraag naar de snelste manier om er te komen.
- Vraag naar de openingstijden.
- Vraag wat het kost.
- Bedank en neem afscheid.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Exemple: parler de l'école
- Je vertelt hoe je heet en dat je hier met school bent.
- Vertel op welke school je zit, in welke klas en waar de school is.
- Vertel dat jullie op school drie/vier talen leren en nu oefenen met Frans.
- Vertel wat je van huiswerk maken vindt.
- vertel welke vakken je leuk vindt en welke vakken niet.
- Vraag of de ander nog op school zit en wat hij/zij daar doet.
zie phrases-clés p. 177

Slide 15 - Diapositive

Exemple: à l'office de tourisme
- Begroet de medewerker.
- Vraag of er een kasteel is.
- Vraag wat er te zien is.
- Vraag of je het kunt bezoeken.
- Vraag hoe je er het beste heen kunt gaan.
- Informeer naar de openingstijden.
- Bedank en neem afscheid.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Taalstad
Om 8.45 vertrekken we vanaf school naar Namen. Na een paar uur rijden ben je in Namen. Je wordt welkom geheten door iemand van Villangues, in het Frans. Ben je verbaasd dat je het verstaat? Nee toch, je hebt ervoor geleerd.
In groepjes van drie/vier ga je op stap. Je loopt door de stad en steeds kom je in andere situaties. We noemen dat de carrousel. In die situaties spreek je Frans. Je krijgt er ook een stempel in je ’passeport’. Weet je wat zo leuk hieraan is? Je kunt je redden! De carrousel duurt iets langer dan ongeveer drie uur.

Slide 18 - Diapositive

Taalstad: itinéraire
In Taalstad moet je je in zes situaties in het Frans redden.
Je doet dat met je groepje. Niemand mag alleen lopen!
Voor elke situatie heb je een kwartier de tijd.
Daartussen heb je een kwartier om naar de volgende situatie te lopen.
Elk groepje krijgt zijn eigen route. We noemen dat in het Frans een ’itinéraire’. Daarin staat precies hoe laat je waar moet zijn. Houd je goed aan die tijdstippen! Als je te laat komt, kun je niet goed beoordeeld worden.
Je krijgt ook een plattegrond. Daarop staan de plekken van alle situaties aangegeven.

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeldprogramma
13:00     Café A
13:30     Broodje, ansichtkaart en postzegel kopen
14:00     Reiziger A
14:30     Interview A   
15:00     Mission Impossible, hiermee kun je een prijs winnen!
15:30     Toerisme B

Slide 20 - Diapositive

Exemple: un voyageur
- Begroet en vraag waar hij/zij naartoe gaat.
- Vraag hoe hij/zij daar komt.
- Zeg dat je zelf met de bus bent gekomen.
- Vertel dat je thuis altijd met de fiets/bus/auto/trein/lopend/brommer naar school gaat.
- Vertel hoeveel tijd dat kost.
- Vertel hoe vroeg je moet opstaan.

Slide 21 - Diapositive