Examentraining Klimaat en Landschap 4 HAVO

Examentraining
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Examentraining

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

 
Check SE/CE -> Lees eerst goed de vraag. Geef antwoord op de vraag. Vaak bij vragen over moesson kan je dit stappenplan aanhouden: 
• Benoem waar de ITCZ/ lagedrukgebied (L) ligt en waar het hogedrukgebied (H) zich bevindt ten opzichte van de plek waar het over gaat in de periode: ……  
• Geef aan waar het lagedrukgebied naar toegeschoven is (bijvoorbeeld  noord-zuid ten opzichte van …).  
• Benoem de windrichting van de wind (dus waar de wind vandaan komt) – NO/NW/ZO/ZW -> 2 letters!! 
• Benoem dat de wind op het ZH een afwijking naar links krijgt en op het NH een afwijking naar rechts en dus bij een het PASSEREN VAN DE EVENAAR een draai maakt.  
• Geef aan of de wind wel of geen neerslag meeneemt -> Over zee 
• Hou altijd rekening met de klimaatfactoren (check of deze in de vraag terugkomen) 
o Breedteligging (hoe lager de breedte/ dichter bij de evenaar hoe warmer) 
o Hoogteligging wat betreft neerslag (regenschaduw?) 
o Hoogteligging wat betreft temperatuur (hoe hoger, hoe kouder) 
o Land/ zeeverdeling. 
o Ligging aan zee zorgt vaak voor milde zomers en winters en zorgt vaak voor veel neerslag.  
- Let op: Uitzondering bij een koude zeestroom (Chili) -> er is hier een hoge luchtdruk geen neerslag 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Geografische Problemen & Schaalniveaus
  1. mondiaal = wereldwijd,
    bijv. klimaatverandering
  2. continentaal = continent, 
  3. fluviaal = over het stroomgebied van een rivier
  4. nationaal = landelijk, bijv. rivierbeleid ruimte voor rivier
  5. regionaal = streek / gebied,
    bijv. aanwijzen noodoverloopgebied
  6. lokaal = plaatselijk,
    bijv. welk dijkvak moet sterker  worden?
aantekening
timer
3:00

Slide 20 - Diapositive

7. Bekijk de figuur en gebruik de atlas.
Het klimaat in India wordt gedomineerd door de moesson. Ook in andere gebieden op het Noordelijk halfrond waaien moessonwinden.

In welk opzicht verschilt de Zuid-Aziatische moesson van de andere moessons op het Noordelijke halfrond?

Slide 21 - Question ouverte

Hoofdvraag §2.1 d
Gebruik de atlas. India en Zuidoost-Azië kennen een bijzonder sterke moesson. Leg uit waarom de verdeling land-zee én de ligging van de Himalaya hiervoor verantwoordelijk zijn.

Slide 22 - Question ouverte

Gebruik de bron en de atlaskaarten 218B en D.
Op Bali en Java wordt meerdere keren per jaar rijst geoogst.
Om dit mogelijk te maken is wel irrigatie nodig.
Leg met behulp van het begrip ITCZ uit dat juist op deze eilanden irrigatie
nodig is.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 23 - Question ouverte

Op Sulawesi valt veel neerslag.
Geef twee oorzaken voor de overvloedige neerslag op Sulawesi.

Slide 24 - Question ouverte

Gebruik atlaskaart 160A en kaartblad 158-159.
In de plaats Makassar, in het zuiden van Sulawesi, valt in januari veel neerslag. Welke combinatie van twee factoren zorgt in januari voor veel neerslag in Makassar?

Slide 25 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding.

Wat zijn de kenmerken van het klimaat rond Madrid; schrijf iets op over temperatuur, neerslag en vegetatie.

Slide 26 - Question ouverte

Gebruik 156A. Het spreidingspatroon van de neerslag op Kalimantan verschilt van Sumatra. Beschrijf dit verschil in spreidingspatroon en geef de oorzaak van dit verschil.

Slide 27 - Question ouverte

Gebruik kaartblad 138-139.
In het westen van China valt het hele jaar door weinig neerslag. Geef hiervan twee oorzaken.

Slide 28 - Question ouverte

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
De volgende vragen komen uit het havo examen 2017, eerste tijdvak

Slide 29 - Question ouverte

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 30 - Question ouverte

Gebruik de atlas.
In de wintermaanden valt er op het vasteland van Azië veel minder neerslag dan in de zomermaanden (zie kaartblad 139). Leg dit uit. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 31 - Question ouverte

Maak de weersvoorspelling voor Nederland op basis van de bron.
Kies steeds het juiste woord.
Het wordt een warme/koude dag met veel/weinig kans op neerslag.
De wind komt uit het noordoosten/zuidoosten/zuidwesten/noordwesten .

Slide 32 - Question ouverte

Welke algemene regel is van toepassing op de natuurlijke ecosystemen in Brazilië? Hoe hoger/lager de temperatuur en hoe hoger/lager de neerslag, hoe groter de biodiversiteit in de natuurlijke ecosystemen.

Slide 33 - Question ouverte

Ten noorden van de Himalaya valt er weinig neerslag, doordat dit gebergte het vocht vanuit het zuiden tegen houdt. Wat zou nog een andere reden kunnen zijn waarom het in dat gebied zo droog is?

Slide 34 - Question ouverte

Het noorden van Chili heeft een totaal andere jaarlijkse hoeveelheid neerslag dan het zuiden. Verklaar dit verschil aan de hand van de overheersende windrichting in het noorden en zuiden en de ligging van de Andes.

Slide 35 - Question ouverte

Verklaar in welke periode er in Rio sprake is van een droge moesson/periode.

Slide 36 - Question ouverte

van welk klimaat is dit klimaatdiagram?

Slide 37 - Question ouverte

hoe herken je een klimaatdiagram van een plaats op het zuidelijk halfrond?

Slide 38 - Question ouverte