V4 H1.2

Paragraaf 1.2
* Budgetlijn 

*  Opofferingskosten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1.2
* Budgetlijn 

*  Opofferingskosten

Slide 1 - Diapositive

Het budget
Als je alle middelen die iemand heeft bij elkaar optelt, krijg je het budget.

Slide 2 - Diapositive

Verschuiving budgetlijn
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
Stel dat de prijs van 
saucijzenbroodjes stijgt 
naar €1,50. 
Dan wordt de nieuwe 
budgetlijn:

Slide 3 - Diapositive

Stel dat vervolgens je budget stijgt naar €7,50. 
Dan wordt de nieuwe budgetlijn:

Slide 4 - Diapositive

De algemene vergelijking van een budgetlijn is als volgt:


In ons voorbeeld: 


Slide 5 - Diapositive

De algemene vergelijking van een budgetlijn is als volgt:
budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs goed 2 x aantal goed 2)

In ons voorbeeld: 
6 = 1,50 x aantal broodjes + 1 x aantal saucijzenbroodjes

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:

Slide 7 - Diapositive

Samenvatting

  • wat is een budgetlijn 
  • hoe reken je met een budgetlijn
  • hoe teken je een budgetlijn

Slide 8 - Diapositive

Oefensom
Gegeven is dat iemand een budget heeft van € 10. Hij koopt daarvan appels en bananen.
Een appel kost € 0,25 en een banaan € 0,50. 
1) Stel de vergelijking van de budgetlijn op.
2) Teken de budgetlijn.
Stel dat prijs van bananen stijgt.
3) Hoe verschuift de budgetlijn? (Maak schetsje.)

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:

Slide 10 - Diapositive

§ 1.2 Kiezen of delen
Wat kun je kiezen?

Kernwoorden:
- budget
- budgetlijn

Slide 11 - Diapositive

De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:

Slide 12 - Diapositive

De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:





Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Verschuiving budgetlijn
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
Stel dat de prijs van 
saucijzenbroodjes stijgt 
naar €1,50. 
Dan wordt de nieuwe 
budgetlijn:

Slide 15 - Diapositive

Uitwerking oefensom
1) 10 = 0,25 x qa + 0,50 x qb
2) 
3)

Slide 16 - Diapositive

consumeren vs investeren
Wanneer goederen door de eindgebruiker worden aangeschaft om van te genieten -> consumeren

Wanneer goederen worden aangeschaft door een bedrijf om te worden ingezet bij het productieproces -> investeren

Slide 17 - Diapositive

En als je zou kunnen kiezen, dit hele schooljaar geen lessen volgen of dit hele schooljaar wel gewoon lessen volgen?
Met alle consequenties van dien natuurlijk!
Hele schooljaar GEEN lessen volgen
Hele schooljaar WEL lessen volgen

Slide 18 - Sondage

Voorbeeld





Maar hoe zit het nu met de opofferingskosten (netto baten van beste alternatief)?

Slide 19 - Diapositive

voorbeeld

Slide 20 - Diapositive

Waar denk je aan bij het woord schaarste?

Slide 21 - Carte mentale

Keuzes
Het is dus een keuze, investeer je je tijd voor je toekomst?
Of gebruik je de tijd nu voor iets leuks?

Slide 22 - Diapositive

Als je nu zou kunnen kiezen, deze les volgen of iets iets voor jezelf doen, wat zou je kiezen?
Deze les volgen
Iets voor mezelf doen

Slide 23 - Sondage

opofferingskosten
Voor elke keuze die je maakt, moet je andere alternatieven opofferen. 
Dus als je ervoor kiest om op zaterdagmiddag bij de supermarkt te werken kan je die tijd niet meer besteden aan: schoolwerk, gamen, afspreken met vrienden, sporten, etc. 
De opbrengsten van die alternatieven offer je dus op. 

Slide 24 - Diapositive

Hoeveel van de volgende goederen zijn schaars in economische zin?
Kraanwater, het zand op het strand, het licht uit een lamp, een bloemkool van de groenteboer.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 25 - Quiz

Keuzes maken
Economie gaat vooral over het maken van keuzes
Want beperkte tijd en beperkte middelen
Dus gedwongen tot maken van keuzes

Slide 26 - Diapositive

Misha heeft de keuze uit drie bijbaantjes; deze baantjes gelden per week.
a. Achter de kassa bij de supermarkt; 6 uur, dit levert € 4 per uur op.
b. Werken bij de bakker; 8 uur, dit levert € 3,50 per uur op.
c. Werken bij de manege; 5 uur, dit levert € 5 per uur op. Alleen het werken bij de manege geeft haar heel veel plezier; dit is haar € 10 waard.
Bereken de opofferingskosten per week van het werken bij de manege in euro's.
A
24
B
28
C
35
D
52

Slide 27 - Quiz

Opofferingskosten
De opofferingskosten zijn de netto-baten van het beste NIET-gekozen alternatief.
Hierbij telt niet alleen geld mee, maar ook waardering.

Slide 28 - Diapositive

Voorbeeld
Anita heeft voor de besteding van haar zaterdagavond drie opties:

  1. Een bezoek aan een concert van The Script. Een kaartje kost €50,- maar dat heeft ze er graag voor over.
  2. Werken in het restaurant van haar oom. Dan verdient zij €60,- maar het is hard werken. Zij waardeert dit ongemak met €45,-
  3. Oppassen op het buurmeisje. Voor zo’n avondje krijgt zij €20,-. Anita vindt het oppassen leuk en zou het ook voor niks doen.

Slide 29 - Diapositive