Via Vervolg 1F Deel A Thema 1 H2 Spelling en grammatica

Thema 1 H2 Spelling en grammatica
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 1 H2 Spelling en grammatica

Slide 1 - Diapositive

Interpunctie
Interpunctie is een ander woord voor het gebruik van leestekens in een zin en in een tekst.

Slide 2 - Diapositive

Leestekens
Leestekens zijn tekens die je helpen om zinnen goed te lezen.

Slide 3 - Diapositive

punt, vraagteken, uitroepteken
De punt ( . ), het vraagteken ( ? ) en het uitroepteken ( ! ) zijn leestekens die je vaak tegenkomt in een tekst. 
Het vraagteken schrijf je aan het einde van een vraagzin.
Het uitroepteken schrijf je aan het einde van een uitroep of bevel.

Slide 4 - Diapositive

Hoofdletter
Een zin begint met een hoofdletter. Aan het einde van een zin schrijf je een punt. 
Bijvoorbeeld. De jongen heeft de finale verloren. 
Lees ook de theorie op blz. 22-23-24-25

Slide 5 - Diapositive

Maken
Opdracht 1-6 
blz. 21-27

Slide 6 - Diapositive

Woordsoorten
Elk woord in een zin behoort tot een woordsoort.
De meest bekende woordsoorten zijn:
lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord,
werkwoord en voorzetsel

Slide 7 - Diapositive

het lidwoord
Het Nederlands kent 3 lidwoorden: de, het en een.
Het lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord.
de trainer
het stadion
de wedstrijd

Slide 8 - Diapositive

het zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand.
Bij een zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord.
Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten.
- de sporttas - de sporttassen
- het team - de teams

Slide 9 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.
- de dure voetbal
- het grote team
- een ernstige blessure

Slide 10 - Diapositive

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een bijzonder bijvoeglijk naamwoord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Deze vertelt je van welk materiaal het zelfstandig naamwoord is gemaakt. Vaak eindigt een stoffelijk bijv. nw op -en. 
- leer - De leren voetbal
- zilver - De zilveren medaille
- plastic - Een plastic lint (uitzonderingen)

Slide 11 - Diapositive

Het werkwoord
Het werkwoord vertelt wat iets/iemand aan het doen in.
Het werkwoord vertelt dus wat er gebeurt. 

- fietsen, rennen, racen
- aanmoedigen, concentreren, presteren

Slide 12 - Diapositive

Het voorzetsel
Het voorzetsel is meestal een kort woordje in een zin.
Het voorzetsel geeft vaak een plaats aan. 
- in het stadion
- op de tribune

Slide 13 - Diapositive

Het voorzetsel
Het voorzetsel is meestal een kort woordje in een zin.
Het voorzetsel kan ook iets zeggen over de tijd
- tijdens de competitie
- na de finale

Slide 14 - Diapositive

Het voorzetsel
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. 
 - Geïnteresseerd zijn in
- verslag doen van

Slide 15 - Diapositive

Maken
Maak opdracht 7 t/m 11
blz. 30-35

Slide 16 - Diapositive