1BK, recap chapter 5

Recap chapter 5
  • Vocabulary
  • Stones
  • Grammar
  • Reading

  • All you need for the chapter 5 test. 
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Recap chapter 5
  • Vocabulary
  • Stones
  • Grammar
  • Reading

  • All you need for the chapter 5 test. 

Slide 1 - Diapositive

Vocabulary

Slide 2 - Diapositive

Vertaal in het Nederlands:
butterfly

Slide 3 - Question ouverte

Rob walks his dog a lot so the dog stays .........

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
Guinea pig

Slide 5 - Question ouverte

A baby giraffe was born at the ...... last night.

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
belly

Slide 7 - Question ouverte

We don't know much about the .........

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
whiskers

Slide 9 - Question ouverte

Our .......... from the house next to us are very nice.

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
To bark

Slide 11 - Question ouverte

The dog's ........... is strange. Maybe we should call the vet.

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
To growl

Slide 13 - Question ouverte

I will only give you one ......... Stop that!

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
playful

Slide 15 - Question ouverte

Everyone has to be ........ during a test.

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
cave

Slide 17 - Question ouverte

There is a lot of .......... on the road every Monday morning.

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
forest

Slide 19 - Question ouverte

Do you ......... this puzzle? It is very difficult.

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal in het Nederlands:
Mountain

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Bezitsvorm
  • Bij een persoon, dier, land of organisatie: voeg 's toe: 
  • Tom's shoes are dirty.       My father's car is red. 
  •  Als iets in het meervoud staat: voeg alleen 'toe
  • The elephants' feet are big.    The boys' shirts are not clean. 
  • Als het geen persoon, dier, land of organisatie is: gebruik of. 
  • The wheels of the car, the door of the school, the leaves of the tree. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Stones

Slide 25 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
Hoe ziet jouw kat eruit?

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
De staart van onze hond is zacht en lang.

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Onze cavia heeft geen grijze vlekken.

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Mijn hamster is erg speels.

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Waar halen tijgers hun eten vandaan?

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Ze eten kleine dieren.

Slide 31 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Slangen verstoppen zich in het gras.

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Mijn huisdier heeft lange snorharen en scherpe klauwen.

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Much and Many
  • Much en many betekenen allebei veel. 
  • Many gebruik je voor dingen die je kunt tellen. 
  • Ezelsbruggetje: if you can count every penny, use many. 

  • Much gebruik je voor dingen die je niet kunt tellen. 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Lien

Reading
In de hoofdstuktoets zit weer een leesopdracht. 

Op de volgende sheet staat een linkje naar een leesoefening. Klik op de link een maak de oefening. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Lien

Slide 40 - Diapositive

Present simple of present continuous?

  • Present simple: 
  • bij gewoontes en feiten
  • Gebruik het hele werkwoord: I swim every morning
  • De SHIT regel;: bij He/She/It komt er een s achter het werkwoord: He swims every morning. 

Slide 41 - Diapositive

Present simple of present continuous?

  • Present continuous: als iets NU gebeurt
  • vorm van to be (am, are is) en -ing achter het werkwoord
  • You are reading this text right now. 
  • He is sitting in the classroom. 
  • I am studying for the test. 

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Lien

Alle opdrachten gemaakt?
Dan ben je klaar voor de toets! 

Slide 44 - Diapositive