11-06 grammar chapter 5

Grammar chapter 5
Bezitsvorm
Much/Many
Present simple vs Present continuous
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammar chapter 5
Bezitsvorm
Much/Many
Present simple vs Present continuous

Slide 1 - Diapositive

Bezitsvorm

Slide 2 - Diapositive

Bezitsvorm
Om in het Engels bezit aan te geven gebruik meestal 's

For example:
Thomas's bag
The dog's tail
My brother's room

Slide 3 - Diapositive

Bezitsvorm
Wanneer het gaat om het bezit van iemand in de meervoudsvorm en deze eindigt op een -s dan krijg je alleen een

The students' bathroom
The teachers' room

Slide 4 - Diapositive

Bezitsvorm
Wanneer het gaat om het bezit van iemand in de meervoudsvorm en deze eindigt op een -s dan krijg je alleen een

The students' bathroom
The teachers' room

Slide 5 - Diapositive

Bezitsvorm
My brother's room - de kamer van mijn broer
My brothers' room - de kamer van mijn broers

Slide 6 - Diapositive

Bezitsvorm
- Enkelvoud
- Meervoud niet eindigend op -s 
+ 's 
- Meervoud eindigend op -s 
+ '

Slide 7 - Diapositive

Where is the men____ room?
A
's
B
'

Slide 8 - Quiz

My parents___ car has just been cleaned.
A
's
B
'

Slide 9 - Quiz

My friend___ house is just across the street
A
's
B
'

Slide 10 - Quiz

That is charles___ book.
A
's
B
'

Slide 11 - Quiz

Today is both my friends____ birthday! They are twins.
A
's
B
'

Slide 12 - Quiz

Bezitsvorm
Om bezit aan te geven van dingen gebruik je 'of' dit vertaald in het Nederlands naar 'van'.

The capitol of the netherlands.
The hood of the car
The back of the house

Slide 13 - Diapositive

Much/Many

Slide 14 - Diapositive

Much/Many
'Much' en 'Many' beteken allebei 'veel'. 

Wanneer gebruik je welke?

Slide 15 - Diapositive

Much vs Many
'Much' en 'Many' beteken allebei 'veel'. 


Telbaar
Ontelbaar
Many friends
Many books
Many hours
Many people
Much water
Much homework
Much fun
Much money

Slide 16 - Diapositive

Welke is juist?
A
Much tea
B
Many tea

Slide 17 - Quiz

Welke is juist?
A
Much friends
B
Many friends

Slide 18 - Quiz

Vul in: much of many
1. We don't have ____ time.

Slide 19 - Question ouverte

2. There are _____ cars on the road.

Slide 20 - Question ouverte

3. There are still _____ minutes left.

Slide 21 - Question ouverte

4. eating too _____ chocolate is bad for you.

Slide 22 - Question ouverte

5. My new videogame has ____ levels.

Slide 23 - Question ouverte

Present simple vs Present continuous

Slide 24 - Diapositive

Present simple vs Present continuous
Wat is het verschil tussen deze 2 zinnen?

I walk to school
I am walking to school

Slide 25 - Diapositive

Present simple vs Present continuous
Wat is het verschil tussen deze 2 zinnen?

I walk to school                  -  Gewoonte
I am walking to school   -   Nu op dit moment

Slide 26 - Diapositive

Present simple vs Present continuous
Wanneer gebruik je het?
Hoe maak je het?
Present simple
Gewoontes, regelmatigheden, feiten
Werkwoord (+ s bij he/she/it)
Present continuous
Nu op dit moment aan de gang
am/is/are + werkwoord + ing

Slide 27 - Diapositive

I _____ at the supermarket on sundays.
A
work
B
am working

Slide 28 - Quiz

My sister _____ in her room right now.
A
studies
B
is studying

Slide 29 - Quiz

My parents _____ at the moment.
A
work
B
are working

Slide 30 - Quiz

She never ____ meat.
A
eats
B
is eating

Slide 31 - Quiz

It ____ all day today.
A
rains
B
is raining

Slide 32 - Quiz

My brother _____ the bus to school every day.
A
takes
B
is taking

Slide 33 - Quiz

I _____ a really good book.
A
read
B
am reading

Slide 34 - Quiz

Water ____ at 100 degrees celsius.
A
boils
B
is boiling

Slide 35 - Quiz

Wat ga je nu doen?
Ga naar de online leeromgeving
Ga naar 'slim stampen'
Maak Grammar 13A, 14A en 15A

70% bij alle 3 de onderdelen? Laat het aan mij zien! dan mag je daarna iets voor jezelf doen. 

Slide 36 - Diapositive