Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie en realistisch of onrealistisch.
Je kent verschillende genres.
Je kunt hoofdpersoon en bijfiguren herkennen en omschrijven (uiterlijk, innerlijk, kenmerken, relaties).
Leeservaring beschrijven met beoordelingswoorden.
Vertelperspectief (ik + hij/zij).
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Leerdoelen
Je weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie en realistisch of onrealistisch.
Je kent verschillende genres.
Je kunt hoofdpersoon en bijfiguren herkennen en omschrijven (uiterlijk, innerlijk, kenmerken, relaties).
Leeservaring beschrijven met beoordelingswoorden.
Vertelperspectief (ik + hij/zij).
Slide 1 - Diapositive
Reëel?
Realistische fictie
Verzonnen verhalen die echt gebeurd kunnen zijn
Herkenbaar
Niet-realistische fictie
Verzonnen verhalen die niet echt kunnen gebeuren
Niet-herkenbaar, maar wel zo echt mogelijk
Slide 2 - Diapositive
Niet-realistisch
Realistisch
Slide 3 - Diapositive
Dus...
Bij zowel realistische fictie als niet-realistische fictie zal de schrijver ervoor zorgen dat je je kunt inleven in het verhaal. Jij moet inschatten of het echt kan gebeuren of niet...
Slide 4 - Diapositive
“Het steile bergpad had hem ongeveer de halve dag gekost. De zon begon net achter de berg te verdwijnen toen hij het hoogste punt bereikte. Opeens voelde hij een reusachtige windvlaag langs zijn armen strijken en hoorde hij een luid gebrul. Hij keek omhoog en zag een zwarte draak die hem vernietigend aankeek.”
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 5 - Quiz
''Waar blijft Thijs, denkt Julia als ze 's morgens beneden zit. Ze moet eigenlijk al weg, maar ze wacht op haar broer; dan komt ze maar te laat. Eindelijk komt hij de kamer in. Hij grijpt een appel van de schaal en wil weggaan. 'Thijs,' zegt Julia. 'Nu papa definitief op de boot blijft wonen, wordt alles anders.‘’
A
Realistisch
B
Onrealistisch
Slide 6 - Quiz
Genres herkennen
Detective – oplossen van een misdaad
Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens
Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage
Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)
Slide 7 - Diapositive
Genre
Het 'soort' verhaal: Avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, romantisch, detectice.
Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken.
Soms is er overlap tussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Genres herkennen
In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.
Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.
Je kan ook altijd advies vragen aan iemand die veel boeken heeft gelezen.
Slide 10 - Diapositive
Genre?
A
sprookje
B
science fiction
C
fantasie
D
spanning en avontuur
Slide 11 - Quiz
Hoofdpersoon
Over de hoofdpersoon weet je het meest.
Je weet wat de hoofdpersoon voelt en denkt (innerlijk).
Je beleeft het verhaal vanuit de hoofdpersoon.
De hoofdpersoon heeft een opdracht/probleem.
Duidelijke kenmerken en relaties.
Slide 12 - Diapositive
Bijfiguur
Een verhaal heeft een of meer hoofdpersonen. De andere personages zijn bijfiguren.
Van die bijfiguren krijg je minder te weten (innerlijk/uiterlijk).
Is een vriend of vijand van de hoofdpersoon.
Slide 13 - Diapositive
Hoofdpersonen en bijfiguren
Slide 14 - Diapositive
Een bijfiguur heeft als kenmerk:
A
helpt altijd de hoofdpersoon.
B
deze zijn minder belangrijk in het verhaal.
C
heeft geen tekst in het verhaal, wordt alleen maar beschreven.
D
maakt het de hoofdpersoon altijd moeilijk in het verhaal.
Slide 15 - Quiz
Een leeservaring beschrijven
Wat je van een verhaal vindt, kun je opschrijven door gebruik te maken van beoordelingswoorden.
Beoordelingswoorden zijn woorden waarmee je duidelijk kan maken wat je ergens van vindt.
voorbeelden: Spannend - saai - droevig - grappig.
Wat doet het verhaal met je en vind je het realistisch?
Slide 16 - Diapositive
Hoe noem de woorden die je kunt gebruiken om je leeservaring te beschrijven:
'interessant, laat me meeleven, spannend, griezelig, geheimzinnig, leest makkelijk'.
A
meningwoorden
B
beoordelingswoorden
C
fantasiewoorden
D
fictiewoorden
Slide 17 - Quiz
Wat wordt bedoeld met "een leeservaring beschrijven"?
Slide 18 - Question ouverte
Vertelperspectief
Bekijk de gebeurtenissen vanuit het standpunt van iemand
die het verhaal vertelt, de verteller.
De verteller van een verhaal is niet dezelfde als
de schrijver, de auteur.
Slide 19 - Diapositive
Vertelperspectief
Ik-perspectief: verhaal in ik-vorm. Je leest alleen de
gevoelens en gedachten van de ik-persoon. Je weet
als lezer niet meer dan de ik-persoon. Gevolg: onbetrouwbaar!
Te herkennen aan: ik denk, vind, doe, voel etc.
Slide 20 - Diapositive
O, wat een heerlijke droom. Op het strand, het zand tussen mijn tenen.
De zon brandt op mijn huid.
Ineens word ik wakker! Een felle zaklamp schijnt in mijn ogen.
Even denk ik dat het de zon is uit mijn droom.
Ik zie schimmen met petten op.
"Opstaan, en snel een beetje" roept een van de schimmen.
verhaal in de hij- of zij-vorm. Je leert hem of haar heel goed kennen, maar weet niet wat de andere personages voelen of denken. Gevolg: onbetrouwbaar!
Te herkennen aan: hij/zij denkt, vindt, doet, voelt etc.
Slide 22 - Diapositive
Vicky slaapt. Ze droomt van het strand. Het zand tussen haar tenen. De zon die brandt op haar huid. Intussen opent Fred geruisloos de deur van haar slaapkamer.
Hij denkt aan zijn zoontje. Voordat hij naar zijn werk ging, keek hij nog even in zijn bedje. Met een duim in zijn mond lag hij zacht te snurken. En nu staat hij hier, als politieagent, een levensgevaarlijke opdracht uit te voeren. Het zweet voelt hij in straaltjes over zijn gezicht lopen. Zijn hart klopt in zijn keel. Hij kan ieder moment doodgeschoten worden. Hij houdt de loop van zijn geweer om de hoek, wacht dan even, steekt zijn hoofd voorzichtig om de deur, ziet niemand. Hij sluipt verder naar binnen en ziet de verdachte vrouw in bed liggen. Ze slaapt.
Slide 23 - Diapositive
'Ze is dood. Geen twijfel mogelijk. Haar grote blauwe ogen staren me verbijsterd aan, alsof ze het zelf ook niet kan geloven. Het spijt me echt dat dit zo moest lopen, denk ik, en ik ga op haar bureaustoel zitten. Wat is het vertelperspectief?