OFDVPERIODE1, LES 8

Les 8: Oefenen en Herhalen

Periode 1:
Introductie in de ontwikkelingspsychologie
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
OntwikkelingsfasenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 8: Oefenen en Herhalen

Periode 1:
Introductie in de ontwikkelingspsychologie

Slide 1 - Diapositive

Psychologie gaat over het GEDRAG van mensen
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Ontwikkeling gaat over de verschillende fasen die mensen doorlopen in hun leven
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

De ontwikkelingsfase van een peuter lijkt heel erg op die van een schoolkind
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoe verloopt een ontwikkeling?
A
geleidelijk
B
met grote sprongen

Slide 5 - Quiz

Lichamelijke groei als gevolg van celdeling hoort bij....
A
rijpingsprocessen
B
groeiprocessen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'rijpen'?
A
Er nog niet klaar voor zijn om iets nieuws te leren
B
ergens aan toe zijn om iets nieuws te leren
C
Nieuwe kennis en vaardigheden opdoen

Slide 7 - Quiz

Leren veters strikken is een voorbeeld van een ...
A
Groeiproces
B
rijpingsproces
C
Leerproces

Slide 8 - Quiz

In elke ontwikkelingsfase leer een mens nieuwe dingen
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je de fase van het ongeboren kind
A
natale fase
B
prenatale fase

Slide 10 - Quiz

Als je tussen de 6-12 jaar bent, dan zit je in de ....
A
kleuterfase
B
schoolkindfase
C
puberfase

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de fase van 17 t/m 25 jaar
A
puberfase
B
volwassenfase
C
adolescentie fase

Slide 12 - Quiz

Vanaf wanneer zit je in de volwassen fase?
A
vanaf 18 jaar
B
vanaf 21 jaar
C
vanaf 25 jaar

Slide 13 - Quiz

vanaf welke leeftijd zit je in de ouderenfase?
A
Vanaf 55 jaar
B
Vanaf 65 jaar
C
Vanaf 67 jaar

Slide 14 - Quiz

Wat zijn ontwikkelingstaken?
A
Waar een kind behoefte aan heeft om te ontwikkelen
B
Stapjes die een mens moet doorlopen om iets te ontwikkelen

Slide 15 - Quiz

Wat is de logische volgorde?
A
kruipen, optrekken, omrollen, staan, lopen, zitten
B
omrollen, kruipen, zitten, optrekken, staan, lopen

Slide 16 - Quiz

Gaat ontwikkelen altijd geleidelijk of ook soms in sprongetjes?
A
Sprongetjes
B
Geleidelijk

Slide 17 - Quiz

Hoeveel ontwikkelingsgebieden zijn er?
A
4
B
5
C
6

Slide 18 - Quiz

Grove motoriek hoort bij ...
A
cognitief gebied
B
lichamelijk gebied
C
emotioneel gebied

Slide 19 - Quiz

Zintuigen horen bij ....
A
seksueel gebied
B
cognitief gebied
C
lichamelijk gebied
D
emotioneel gebied

Slide 20 - Quiz

Ontdekken eigen lichaam hoort bij....
A
lichamelijk gebied
B
seksueel gebied

Slide 21 - Quiz

Ander woord voor cognitieve ontwikkeling is verstandelijke ontwikkeling
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Taalontwikkeling valt onder cognitief gebied
A
niet waar
B
waar

Slide 23 - Quiz

Gevoelens en vertrouwen hoort bij
A
sociaal gebied
B
emotioneel gebied

Slide 24 - Quiz

Pesten hoort bij
A
cognitief gebied
B
emotioneel gebied
C
sociaal gebied
D
lichamelijk gebied

Slide 25 - Quiz

Nature betekent...
A
aangeboren
B
aangeleerd

Slide 26 - Quiz

Opvoeding is een voorbeeld van
A
nature
B
nurture

Slide 27 - Quiz

Kleur ogen is een voorbeeld van
A
nature
B
nurture

Slide 28 - Quiz

Hoe lang iemand wordt is een voorbeeld van
A
nature
B
nurture

Slide 29 - Quiz

Talent is...
A
nature
B
nurture

Slide 30 - Quiz

Zelfbepaling betekent
A
vermogen om zelf te kiezen
B
dat de dingen je overkomen zonder dat je er iets aan kunt doen

Slide 31 - Quiz

Goede hechting bij een baby betekent...
A
Dat de baby en sterke en veilige band opbouwt met verzorger
B
dat de baby zich onveilig voelt

Slide 32 - Quiz

Wat is belangrijkste voorwaarde voor goede hechting
A
liefde/aandacht
B
bescherming
C
verzorging
D
troost

Slide 33 - Quiz

Een kind dat zich veilig heeft kunnen hechten bouwt makkelijker (zelf)vertrouwen op
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Om te kunnen leren hebben kinderen ook grenzen nodig
A
niet waar
B
waar

Slide 35 - Quiz

Om te kunnen leren moeten kinderen ook 'vrij gelaten worden' om zelf te kunnen ontdekken
A
niet waar
B
waar

Slide 36 - Quiz

Om te kunnen leren moeten eerst de basisbehoeften vervuld zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz