Fictie les 2

Fictie
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fictie

Slide 1 - Diapositive

Vorige keer
Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren (vermaken) zijn fictie. Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat hij of zij denkt en voelt. Het zijn verhalen die verzonnen zijn.
Er is realistische en niet-realistische fictie.


Non-fictie
Alle teksten die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) zijn non-fictie. Het zijn teksten die gaan over de werkelijkheid en waarin feiten staan.

Slide 2 - Diapositive


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 5 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quiz


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quiz

Lesdoel:
Ik weet:
  • wat het perspectief van een verhaal is.
  • wie de hoofdpersoon is van een verhaal.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke boeken lees jij graag?

Slide 10 - Question ouverte

Mijn favoriete vorm van fictie is ...
een boek lezen.
een serie kijken.
een film kijken.
een krant lezen.

Slide 11 - Sondage

Perspectief
Perspectief
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.



Wisselend perspectief
Als je van meerdere personen in een verhaal weet wat ze denken en voelen, is er sprake van een wisselend perspectief. De ene keer zit je in het hoofd van de ene persoon en de andere keer in het hoofd van de andere persoon.

Slide 12 - Diapositive

Ik-vorm

Als een verhaal een ik-persoon heeft, is het geschreven in de ik-vorm. Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.

Slide 13 - Diapositive

Hij/zij-vorm
Als er geen ik-persoon in het verhaal voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij- of zij-vorm.

Slide 14 - Diapositive

Wat nu?
Werkboekje Fictie, blz. 4-5

We maken nu opdracht 3. Als je klaar bent, begin je aan opdracht 4.3 (vanaf tekst Password op blz. 6)


timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

We lazen net over Hugo Kotsbos zijn avonturen op school. Kan jij je voorstellen dat hij van zijn achternaam baalt?
010

Slide 16 - Sondage

Hoe goed kun jij je inleven in (hoofd)personages uit boeken/series/games?
Niet goed
Een beetje
Goed
Heel goed
TE goed (te meelevend)

Slide 17 - Sondage

1

Slide 18 - Vidéo

02:29
Kon jij je inleven tijdens dit fragment?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 19 - Quiz