M & G H9: Een maaltijd bereiden en opdienen

H9
 Een maaltijd bereiden en opdienen
Aan het eind van het hoofdstuk heb je geleerd:

  • Welk keukengerei en keukenapparatuur er in de keuken gebruikt wordt
  • Hoe je ingrediënten kan wegen en meten
  • Hoe je een recept moet lezen en omrekenen
  • Hoe je een recept moet bereiden
  • Welke hygiëneregels er voor jezelf en in de keuken gelden

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H9
 Een maaltijd bereiden en opdienen
Aan het eind van het hoofdstuk heb je geleerd:

  • Welk keukengerei en keukenapparatuur er in de keuken gebruikt wordt
  • Hoe je ingrediënten kan wegen en meten
  • Hoe je een recept moet lezen en omrekenen
  • Hoe je een recept moet bereiden
  • Welke hygiëneregels er voor jezelf en in de keuken gelden

Slide 1 - Diapositive

Wat eten we?

In Nederland eten we meestal drie keer per dag.
De hoofdmaaltijd kent over het algemeen drie onderdelen:
  • Aardappelen, rijst of pasta
  • Groente
  • Vlees en vis
Natuurlijk eet iedereen anders. Ook komen er steeds meer gerechten uit het buitenland naar Nederland.


Slide 2 - Diapositive

Kruiden en specerijen
Kruiden en specerijen maken het eten smaakvoller.

  • Kruiden zijn afkomstig van een groene plant.
    Deze planten groeien meestal in gematigde klimaten.
  • Specerijen zijn gedroogde delen van een tropische plant die als smaakmaker worden gebruikt van bijvoorbeeld bloemknoppen, meeldraden, zaadjes, vruchten, bast en wortels.

Slide 3 - Diapositive

Welk begrip past bij de omschrijving: ‘Gedroogde onderdelen van geurige planten die vooral in tropische gebieden groeien’?
A
Houtige planten
B
Kruidachtige planten
C
Kruiden
D
Specerijen

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen kruiden en specerijen?

Slide 5 - Question ouverte

Keukengerei en keukenapparatuur

Met keukengerei bedoelen we pannen, messen, bakblikken, een deegrol, weegschaal en een keukenwekker. Het is het gereedschap voor in de keuken.
Keukenapparatuur is: fornuis, oven, magnetron, frituurpan.

Slide 6 - Diapositive

Meten en wegen
Meten en wegen is erg belangrijk, je moet natuurlijk wel de juiste hoeveelheden van ingrediënten hebben.
Vloeistoffen kun je afmeten in een maatbeker.
Wanneer je gaat wegen is het belangrijk om te weten:

1 kg = 1000 gr
1 ons = 100 gr
1 pond = 500 gr
1 liter = 1000 cc
1 dl = 100 cc

Slide 7 - Diapositive

Snijden

Wanneer je producten wilt verkleinen of vormgeven snijd je ze. Je begeleidende hand houdt het product vast. Let op dat je vingers in de vorm van een klauw staan; je duim en pink achter de andere vingers.

Er zijn verschillende snijtechnieken: brunoise, julienne, chinoise en hakken.

Slide 8 - Diapositive

Voor een recept heb je 0,8 deciliter (dl) water nodig. Op de maatbeker die je gebruikt, staat de maat in milliliters. Hoeveel milliliter water heb je nodig?
A
0,08 ml
B
8 ml
C
80 ml
D
800 ml

Slide 9 - Quiz

Welke snijtechniek is hier toegepast?
A
Brunoise
B
Chinoise
C
Julienne
D
Hakken

Slide 10 - Quiz

Hoe heet het snel klein snijden van producten zoals peterselie of noten?
A
Hakken
B
Raspen
C
Schaven
D
Snipperen

Slide 11 - Quiz

Hoeveel gram is een pond?

Slide 12 - Question ouverte

Bereidingstechnieken

Koken
  • Water kookt bij 100 graden, het borrelt en er komt stoom vanaf.
  • Je past deze techniek toe bij producten die helemaal gaar moeten zijn bijv. aardappelen, eieren, groenten of rijst.
  • Zet een deksel op de pan en draai de kookstand zo laag dat het
    nog net kookt ( borrelt).
  • 2 vingers water in de pan is genoeg
  • Als je iets dikker willen laten koken kook je het op een hogere
    stand  zonder deksel ( dan verdampt meer water)

Slide 13 - Diapositive

Bereidingstechnieken

Bakken ( sauteren)

Je gebruikt hiervoor een koekenpan.
Zorg ervoor dat de pan heet is en doe er wat vetstof
(olie of boter) in.
Bak het product tot het gaar is en een
mooie bruine kleur heeft.


Slide 14 - Diapositive

Bereidingstechnieken

Braden

Braden kan op het fornuis of in de oven.
Braad het vlees aan alle kanten goed aan, hierdoor
ontstaat een korst. De sappen blijven dan goed bewaard.
Vervolgens gaat de deksel op de pan, en wordt het vlees
op een laag vuur gaar gebrand.

Slide 15 - Diapositive

Bereidingstechnieken

Bakken in de oven

  • Techniek die je toepast voor het garen van producten
    waarbij er een droge, bruine korst ontstaat.
  • De temperatuur tijdens het afbakken varieert van
    140-220 graden. Dit is per product erg verschillend, volg
    daarom altijd het receptuur.

Slide 16 - Diapositive

Welke bereidingstechniek wordt hier omschreven?
‘Je smelt in een open pan boter en laat de boter lichtbruin worden. Je schroeit het vlees aan beide kanten dicht. Daarna zet je de temperatuur laag en keer je het vlees regelmatig om.’
A
Bakken
B
Roerbakken
C
Gratineren
D
Stomen

Slide 17 - Quiz

Een product wordt snel en kort gekookt in een kookpan zonder deksel, om ze beetgaar te maken. Hoe heet deze bereidingswijze?
A
Blancheren
B
Glaceren
C
Stomen
D
Stoven

Slide 18 - Quiz

Bij welke temperatuur worden bitterballen gefrituurd?
A
Bij 60° C.
B
Bij 90° C.
C
Bij 100° C.
D
Bij 180° C.

Slide 19 - Quiz

Waarvoor is deze pan het meest geschikt?
A
Aardappel omelet bereiden.
B
Rundvlees stoven.
C
Soep uit blik opwarmen.
D
Stamppot bereiden.

Slide 20 - Quiz

Gerechten presenteren

Aantrekkelijk eten beïnvloedt je smaak.

  • Kleur, bij het uitzoeken van recepten moet je er |
    aan denken verschillende kleuren eten te gebruiken.
    Een geheel wit bord aan eten ziet er bijvoorbeeld
    niet aantrekkelijk uit.
  • Vorm
    Probeer eten met verschillende vormen op een bord te leggen.

Slide 21 - Diapositive

Gerechten presenteren
Garneren
Op het laatste moment nog iets toe voegen
aan smaak, kleur en geur noemt men garneren.
Denk aan kruiden en specerijen.

Tafel dekken
Zorg voor een schoon tafelkleed en fris servies en glazen.
Je kunt ook kaarsen en kleurtjes gebruiken om het op te fleuren.

Slide 22 - Diapositive

Gerechten presenteren
Etiquette: de tafel wordt volgens een bepaalde manier gedekt, de tafeletiquette.

 
  • Mes en lepel: aan de rechterzijde van het bord of servet. Snijkant van
    het mes naar binnen, bolle kant van de lepel op tafel. Allebei aan de
    rand van de tafel.
  • Vork: aan de linkerzijde van het bord of servet. De eerste vork aan de
    rand van de tafel, de tweede vork verspringend naar boven.
  • Kopbestek voor nagerecht: aan de bovenkant van het bord of servet.

  • Wanneer toast en boter apart worden geserveerd, ligt op de side
    plate nog een botermesje. De snijkant naar links.

Slide 23 - Diapositive

Gerechten presenteren
Standaard couvert / à la carte couvert:

Grote vork
Groot mes
Grote lepel
Servet
Toast bordje, ook wel side plate genoemd
Wijnglas

Slide 24 - Diapositive

Wat is garneren?
A
Het mooi opmaken/afwerken van gerechten
B
Hetzelfde als dresseren
C
Het op smaak brengen van gerechten
D
Een kooktechniek

Slide 25 - Quiz

Waar bestaat een standaard couvert uit?
A
Bloemen, peper en zout, kaarsje of lichtje
B
Menukaart, tandenstokers, olie en azijn
C
Grote vork, groot mes, grote lepel, servet, side plate en wijnglas
D
Grote vork, groot mes, water glas

Slide 26 - Quiz

Is een kooktechniek die veel weg heeft van roerbakken.
Mise en  Place
Julienne
Chinoise
Sauteren
Textuur
Garneren
Schikken
Couvert
Brunoise
Dit is de manier waarop je het eten op het bord presenteert
Dit is het tafelgerei dat de gast gebruikt om te eten en te drinken.
Op het laatste moment nog iets toevoegen aan kleur, smaak en geur
Snijtechniek, kleine blokjes van 0,5 x0,5 cm.
Snijtechniek, ruitjes van 1 tot 2 cm.
Hoe iets aanvoelt in je mond.
Voorbereidende werkzaamheden.
Snijtechniek, dunne reepjes van ongeveer 5 cm lang.

Slide 27 - Question de remorquage