bij de dokter / lichaamsdelen
1 / 23
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat zie je?
Slide 2 - Question ouverte
Wat zie je?
Slide 3 - Question ouverte
Wat zie je?
Slide 4 - Question ouverte
Wat zie je?
Slide 5 - Question ouverte
Wat zie je?
Slide 6 - Question ouverte
Wat zie je?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is dit?
A
het gezicht
B
de ogen
Slide 8 - Quiz
Wat zijn dit?
A
de armen
B
de benen
C
de buik
D
de vingers
Slide 9 - Quiz
Wat zijn dit?
A
de tenen
B
de ogen
C
de nagels
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Waarom belt hij de huisarts?
A
Hij wil medicijnen bestellen.
B
Hij wil een afspraak maken,
Slide 13 - Quiz
Wat is zijn geboortedatum?
A
15 juni 1990
B
14 juni 1992
C
15 juni 1993
D
14 juni 1991
Slide 14 - Quiz
Waar heeft hij last van?
A
Jeuk
B
Pijn
C
Botbreuk
D
Vermoeidheid
Slide 15 - Quiz
Waar heeft hij jeuk?
A
Op zijn hele rug
B
Op zijn bovenlichaam
C
Op zijn hele lichaam
D
Op zijn benen. Hij kan niet meer staan.
Slide 16 - Quiz
Waarom kan hij niet om 11:00 uur?
A
Hij moet dan naar school
B
Hij moet dan naar werk
Slide 17 - Quiz
Hoe laat is de afspraak?
(schrijf de hele zin op, met 'om')
(schrijf de hele zin op, met 'om')
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Hoe vaak neem jij de medicijnen?
A
25 keer 3 druppels
B
3 maal daags een druppel
C
dagelijks 25 druppels
D
3 keer per dag 25 druppels
Slide 20 - Quiz
Hoe neem je de druppels in?
A
Voor het slapen
B
Met een beetje water
C
Voor het eten
D
Met andere medicijnen
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Schrijf deze kaart voor iemand die ziek is.
