3KB Theme 3: Grammar J

Welcome 3B
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome 3B

Slide 1 - Diapositive

Planner
grammar: both, each, every, all, none

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent 'both' in het Nederlands?

Slide 3 - Question ouverte

BOTH
  • Both betekent beide / allebei
  • Je gebruikt both bij twee personen, dieren of dingen.
  • Bij both staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud.

Both burglars were taken to the police station.
Emma feeds both cats at the same time.

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent 'each' in het Nederlands?

Slide 5 - Question ouverte

EACH
  • Each betekent elke
  • Je gebruikt each bij twee of meer pers., dieren of dingen.
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

She wore bracelets on each arm.
The trainer gave each dog a treat.

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent 'all' in het Nederlands?

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent 'every' in het Nederlands?

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent 'none' in het Nederlands?

Slide 9 - Question ouverte

ALL / EVERY / NONE
  • All / every / none gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.
  • All betekent alle / allemaal
  • Every betekent iedere.
  • None betekent geen / niet één.

Slide 10 - Diapositive

EACH vs EVERY
  • Each  gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen.
  • Every gebruik je om nadruk te leggen op het geheel. 

Each student received a prize. 
The detective knows every criminal in town. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Exercise 1
Choose the right word.
(4x multiple choice)

Slide 13 - Diapositive

My two cats ... enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every

Slide 14 - Quiz

Sorry, but it is ... of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 15 - Quiz

She sings ... song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 16 - Quiz

Robert knows ... of the words for the test.
A
every
B
none
C
either
D
neither

Slide 17 - Quiz

Exercise 2
Kies uit: both / each / all / every / none
Je hoeft NIET de hele zin op te schrijven.
(4x open)

Slide 18 - Diapositive

She has played ... of her new games yet.

Slide 19 - Question ouverte

Jane and Tim ... love dancing.

Slide 20 - Question ouverte

The couple is quite hungry, so they ... order a snack.

Slide 21 - Question ouverte

... of the shoes they sell here fit me.

Slide 22 - Question ouverte

Grammar
Textbook   p. 39
Workbook  p. 65

Do ex. 25 & 26

Slide 23 - Diapositive

Homework
1 april
Woordjestoets theme 3

Slide 24 - Diapositive