blok 6 week 3 les 3 + ww

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

vullen [vt] Ik _____________ vorige week de vissenkom met water.

Typ het woord dat je hoort!

bedanken [tt] De kinderen _____________ de juf voor het leuke schooljaar.

Typ het woord dat je hoort!

gaan [vt] Wij _____________ vorige jaar naar Duitsland op vakantie.

Typ het woord dat je hoort!

werpen [tt] Jij _____________ de bal door de ring.

Typ het woord dat je hoort!

voelen [vt] Jij _____________ je vorige week ook al niet lekker.

Typ het woord dat je hoort!

drinken [tt] Michelle _____________ verse melk.

Typ het woord dat je hoort!

kopen [vt] Mijn oom en tante _____________ gisteren een kat.

Typ het woord dat je hoort!

raden [tt] Mario _____________ mijn maat schoenen.

Typ het woord dat je hoort!

spreken [vd] Hannie heeft Engels _____________.

Typ het woord dat je hoort!

melken [tt] Hans en Kim _____________ de dieren in het land.

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ het woord dat je hoort!

Typ de zin die je hoort!

Typ de zin die je hoort!

Typ de zin die je hoort!