Adverbs and adjectives
1 / 23
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Is this sentence correct:
"She sings beautiful".
"She sings beautiful".
A
yes
B
no
Slide 2 - Quiz
Is this sentence correct:
"She has done the job good."
"She has done the job good."
A
yes
B
no
Slide 3 - Quiz
Is this sentence correct:
"Unfortunately, they played extremely badly."
"Unfortunately, they played extremely badly."
A
yes
B
no
Slide 4 - Quiz
Which one is correct?
A
They worked real hard.
B
They worked really hardly.
C
They worked really hard.
D
They worked real hardly.
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Translate:
Mijn laptop start automatisch.
Mijn laptop start automatisch.
Slide 9 - Question ouverte
Translate:
Ik kan dat makkelijk doen.
Ik kan dat makkelijk doen.
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Translate:
Hij glimlachte vriendelijk.
Hij glimlachte vriendelijk.
Slide 12 - Question ouverte
Translate:
Hij was moeilijk aan het lopen.
Hij was moeilijk aan het lopen.
Slide 13 - Question ouverte
Translate:
Ik kan deze taak onmogelijk doen.
(gebruik afkortingen)
Ik kan deze taak onmogelijk doen.
(gebruik afkortingen)
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Translate:
Zij rijdt altijd snel.
Zij rijdt altijd snel.
Slide 16 - Question ouverte
Translate:
Je kunt nauwelijks zien hoe zij eruit ziet.
Je kunt nauwelijks zien hoe zij eruit ziet.
Slide 17 - Question ouverte
Translate:
Ik heb hem de laatste tijd niet gezien.
Ik heb hem de laatste tijd niet gezien.
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Translate:
Deze muziek klinkt goed.
Deze muziek klinkt goed.
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
Translate:
Wij hebben werkdagen van 8 uur.
Wij hebben werkdagen van 8 uur.
