Australie: oefentoets Hoofdstuk 1

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Soms staat er geen noordpijl op de kaart, hoe weet je dan waar het noorden is?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een kaart?
A
Een tekening
B
een gebied
C
verkleinde tekening van een gebied
D
een afbeelding van een land

Slide 8 - Quiz

Wat laat de schaal van een kaart zien?
A
Hoeveel het gebied is vergroot
B
Hoeveel fruit erin past
C
Hoeveel een gebied is verkleind
D
Wat de legenda betekent

Slide 9 - Quiz

Een gebied is een stuk van het aardoppervlak.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat mist in deze kaart?
A
Schaal
B
Noordpijl
C
Titel
D
Legenda

Slide 11 - Quiz

Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 12 - Quiz

De verklaring van tekens en kleuren op de kaart. Welk begrip is hier omschreven?
A
kaart
B
Atlas
C
legenda
D
symbolen

Slide 13 - Quiz

Wat mist op deze kaart?
A
Schaal
B
Noordpijl
C
Legenda
D
Titel

Slide 14 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van
1 : 800.000, wat betekent dit?
A
1 cm op de kaart is 8 km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is 80 km in werkelijkheid
C
1 cm op de kaart is 800 km in werkelijkheid
D
1 cm op de kaart is 800.000 km in werkelijkheid

Slide 15 - Quiz

De schaal van een kaart is 1:16.000.000.
Dit betekent:
A
1 cm op de kaart is 16.000km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is 1600 km
C
1 cm op de kaart is 160 km
D
1 cm op de kaart is 16 km in werkelijkheid

Slide 16 - Quiz

Als de schaal op een kaart 1:30.000.000 is, hoeveel kilometer is is cm op de kaart?
A
3 km
B
30 km
C
300 km
D
3000 km

Slide 17 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van
1 : 50.000
Dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 18 - Quiz

Afbeelding van de werkelijkheid in het klein
A
kaart
B
legenda
C
schaal
D
schaalstok

Slide 19 - Quiz

Er staat altijd een noordpijl op een kaart.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

De schaal van een kaart is 1: 4.000.000
1 cm is ....km?
A
4
B
400
C
40
D
4000

Slide 21 - Quiz

Schaalniveau:
A
Mondiaal
B
continentaal
C
regionaal
D
lokaal

Slide 22 - Quiz

Welk schaalniveau
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 23 - Quiz

Schaalniveau:
A
Continentaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Lokaal

Slide 24 - Quiz

Wanneer je van lokaal schaalniveau naar mondiaal schaalniveau gaat ben je aan het ..........
A
Uitzoomen
B
Inzoomen

Slide 25 - Quiz

De afstand tussen twee plaatsen, gemeten in een rechte lijn noem je de absolute afstand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

De relatieve afstand kun je meten in:
A
Reistijd en kilometers
B
Kosten en kilometers
C
Reistijd en kosten

Slide 27 - Quiz

Op een thematische kaart zie je ...

Slide 28 - Question ouverte

De aardas is een denkbeeldige lijn door het middelpunt van de aarde tussen de Noordpool en de Zuidpool.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Is de evenaar een breedtecirkel of een parallel?
A
Een breedtecirkel
B
Een parallel
C
Beide

Slide 30 - Quiz

Elke plaats heeft een uniek snijpunt van een breedtecirkel en meridiaan. Dit noem je de ... van die plaats.
A
Noorderbreedte
B
Oosterlengte
C
Zuiderbreedte
D
Absolute ligging

Slide 31 - Quiz

Wat is een ander woord voor breedtecirkel?
A
Meridiaan
B
Geografische breedte
C
Parallel
D
Evenaar

Slide 32 - Quiz

Halve cirkel op de kaart van noordpool naar zuidpool
A
Evenaar
B
Lengtecirkel
C
Breedtecirkel
D
Graadnet

Slide 33 - Quiz

Is de evenaar een breedtecirkel of een parallel?
A
Een breedtecirkel
B
Een parallel
C
Beide

Slide 34 - Quiz

Wat is de naam van de breedtecirkel op 66,5° ZB?
A
Noordpoolcirkel
B
Poolcirkel
C
Nulmeridiaan
D
Zuidpoolcirkel

Slide 35 - Quiz

De bevolkingsdichtheid =...
A
gem. aantal inwoners per vierkante meter
B
gem. aantal inwoners in een stad
C
gem. aantal inwoners per vierkante km
D
De manier waarop de bevolking is verdeeld

Slide 36 - Quiz

Wat is een natuurlandschap?
A
Landschap waar de mens niets aan heeft gedaan.
B
Landschap waar de mens natuur heeft gemaakt.
C
Landschap waar de dieren leven
D
Landschap op een schilderij

Slide 37 - Quiz

Wat is een ingericht landschap
A
De ontwikkeling van de natuur.
B
Wegen, huizen en parken.
C
Door een mens ingericht landschap.
D
De natuur vol met bossen en water.

Slide 38 - Quiz

Is dit een ingericht landschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

Is dit een natuurlandschap of een ingericht landschap?
A
Een natuurlandschap
B
Een ingericht landschap

Slide 40 - Quiz

Dit is een natuurlandschap.
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

Bevolkingsdichtheid bereken je door:
A
Oppervlakte delen door aantal inwoners
B
Aantal inwoners delen door de oppervlakte

Slide 42 - Quiz

Een land heeft een oppervlakte van 10.000 km2 en een bevolkingsomvang van 200.000 inwoners. Wat is de bevolkingsdichtheid? Rekenmachine gebruiken mag.
A
200 inwoners per km2
B
20 inwoners per km2
C
0,05 inwoners per km2
D
0,5 inwoners per km2

Slide 43 - Quiz

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65
0100

Slide 44 - Sondage

Wat was niet duidelijk, is er iets waar je graag meer uitleg over hebt?

Slide 45 - Question ouverte