FPZ H5,6,7 interacties, Contra indicatie, Bijwerkingen

Een interactie is:
A
Een aandoening waarbij een gnm niet mag worden gebruikt.
B
Een overgevoeligheid voor een gnm.
C
Een ongewenste werking bij gebruik van 2 of meer gnm.
D
Een ongewenste werking bij een gnm.
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
WelzijnMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 31 min

Éléments de cette leçon

Een interactie is:
A
Een aandoening waarbij een gnm niet mag worden gebruikt.
B
Een overgevoeligheid voor een gnm.
C
Een ongewenste werking bij gebruik van 2 of meer gnm.
D
Een ongewenste werking bij een gnm.

Slide 1 - Quiz

Hoe handel je een interactie met acenocoumarol (bloedverdunner) af?
A
Je informeert de patient.
B
Je overlegt met de apotheker.
C
Je stelt de trombosedienst op de hoogte.
D
Al deze antwoorden.

Slide 2 - Quiz

Wat is een gevolg van een interactie?
A
Een mindere werking van 1 of beide gnm
B
Een versterkte werking van 1 of beide werking
C
Meer bijwerkingen.
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist.

Slide 3 - Quiz

Het ontstaan van interacties wordt niet veroorzaakt door...
A
Binding aan bloedeiwitten
B
chemische reactie in het maag/darm kanaal,
C
Omzetting in de lever
D
Overgevoelig voor een gnm.

Slide 4 - Quiz

Welk voedingsmiddel heeft een interactie met simvastatine?
A
alcohol
B
grapefruitsap
C
melk
D
al deze antwoorden zijn goed.

Slide 5 - Quiz

Wanneer licht je de trombosedienst in ?
A
Bij het starten en stoppen met acenocoumarol
B
Bij het begin en eindigen van een interactie.
C
Bij verandering in dosering van de interactie .
D
Bij al deze antwoorden.

Slide 6 - Quiz

Wat adviseer je bij een patiënt die Thyrax en calciumtabletten gebruikt.
A
kan gewoon samen gebruikt worden.
B
Thyrax half uur voor ontbijt, calcium bij avondeten.
C
Thyrax half uur voor ontbijt, calium bij ontbijt.
D
Thyrax tijdens ontbijt, calcium bij avondeten.

Slide 7 - Quiz

Een contra indicatie is...
A
een ernstige overdosering
B
reden om een gnm niet te gebruiken.
C
een reactie van 2 gnm op elkaar
D
een ongewenste werking op een gnm

Slide 8 - Quiz

Wat is geen contra indicatie
A
Verstopte neus bij xylometazoline
B
Oxycodon bij zwangerschap
C
Metoprolol bij topsporter
D
Prednisolon bij glaucoom

Slide 9 - Quiz

Wat kan er gebeuren als een diabetes patiënt een bètablokker gebruikt??
A
bloedsuikerspiegel verhogen
B
bloedsuikerspiegel ontregelen
C
hypoglycemie maskeren
D
bloedsuikerspiegel verlagen.

Slide 10 - Quiz

Een patient krijgt prednisolon bij glaucoom.
Wat gebeurt er?
A
niks, er is geen probleem
B
er is een interactie met de oogdruppels
C
er is een contra indicatie
D
er is een intolerantie

Slide 11 - Quiz

Een patient krijgt prednisolon bij glaucoom.
Je informeert de patient...
A
bij wazig zien de arts in te lichten.
B
bij jeuk de arts in te lichten
C
om de arts te vragen iets anders voor te schrijven.
D
om de oogdruppels niet langer dan 1 week te gebruiken.

Slide 12 - Quiz

Diclofenac bij ischemische hartklachten is een...
A
afgeleide contra indicatie
B
relatieve contra indicatie
C
absolute contra indicatie
D
interactie

Slide 13 - Quiz

NSAID's bij ASTMA is een ....
A
afgeleide contra indicatie
B
relatieve contra indicatie
C
absolute contra indicatie
D
algemene indicatie

Slide 14 - Quiz

Een oplossing bij een contra indicatie Ulcus Pepticum kan zijn...
A
een maagbeschermer
B
een ontstekingsremmer
C
een pijnstiller
D
een laxeermiddel

Slide 15 - Quiz

Een overgevoeligheid van penicilline kan zich uit door.
A
hoofdpijn
B
huiduitslag
C
diarree
D
misselijkheid

Slide 16 - Quiz

Het belangrijke bij een niet vermelde bijwerking is...
A
invoeren in AIS bij intolerantie
B
Melden bij apotheker en Lareb.
C
Meteen stoppen met gnm
D
Dosering aanpassen.

Slide 17 - Quiz

reactie van immuunsysteem
veroorzaakt door te kort aan enzym
ongewenste werking van gnm
reactie door allergenen
veroorzaakt door triggers
absolute CI
diaree bij antibiotica
intolerantie
Bijwerking
overgevoeligheid

Slide 18 - Question de remorquage

Een overgevoeligheidsreactie.....
A
Wordt veroorzaakt door allergenen
B
Is een heftige bijwerking
C
Is afhankelijk van bepaalde enzymen
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed.

Slide 19 - Quiz

De meest voorkomende bijwerkingen bij NSAID's zijn
A
Hoofdpijn
B
Verstopping
C
Maagklachten
D
Slapeloosheid

Slide 20 - Quiz

De meest voorkomende bijwerkingen bij cholesterol verlagende statines zijn...
A
spierpijn
B
slapeloosheid
C
onrustige benen
D
droge mond

Slide 21 - Quiz

Laxeermiddel mee leveren bij oxycodon gebruik is een oplossing van een...
A
bijwerking
B
interactie
C
contra indictie
D
intolerantie

Slide 22 - Quiz

Acenocoumarol geeft interacties met verschillende medicijnen. Wat doe je?
A
Je stopt tijdelijk met de acenocoumarol
B
Je zoekt een vervangend gnm die geen interactie geeft
C
Je meldt het gebruik bij de trombosedienst.
D
Je overlegt met de apotheker of er een actie nodig is.

Slide 23 - Quiz

Een intolerantie is.....
A
de reactie is terug te vinden in het bloed
B
Het is een reactie van immuunsysteem
C
Veroorzaakt door "triggers"
D
Absolute contra-indicatie

Slide 24 - Quiz

Dhr Jansen krijgt een kuur claritromycine.
In zijn historie zie je dat hij ook simvastatine gebruikt.
Hoe handel je dit af?
A
Je vertelt dhr Jansen dat hij de kuur moet afmaken.
B
Je vertelt dat hij last kan krijgen van spierpijn en maag- darm klachten
C
Je vertelt hem dat hij beter even kan stoppen met de simvastatine tijdens de kuur
D
Al deze 3 antwoorden.

Slide 25 - Quiz