LJ2 - Theme 1

Theme 1: Back In Time
Verleden tijd van zijne - past simple of to be
voorzetsels van tijd - prepositions of time
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare school

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Theme 1: Back In Time
Verleden tijd van zijne - past simple of to be
voorzetsels van tijd - prepositions of time

Slide 1 - Diapositive

Past simple of to be
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen

I was                                       We were
You were                               You were
He/she/it was                     They were

Slide 2 - Diapositive

Past simple of to be
Vragen: 
Kim was at the party --> Was Kim at the party?

Ontkenningen: 
Kim was at the party --> Kim wasn't at the party

Slide 3 - Diapositive

... we too late?

Slide 4 - Question ouverte

I ... very shy when I was young.

Slide 5 - Question ouverte

My father ... a car salesman.

Slide 6 - Question ouverte

My parents ... very tall.

Slide 7 - Question ouverte

They ... very annoying all the time.

Slide 8 - Question ouverte

Maak vragend: Yesterday, I was in Utrecht.

Slide 9 - Question ouverte

Maak ontkennend: Yesterday, I was in Utrecht.

Slide 10 - Question ouverte

Past simple
Regelmatige werkwoorden = hele ww + ed

Uitzonderingen: 
  • Medeklinker + y = ied --> study = studied
  • Korte klinker + medeklinker = verdubbeling medeklinker --> grab = grabbed

Slide 11 - Diapositive

Past simple
Onregelmatige werkwoorden = LIJST LEREN!!!! (zie week 6)

Voorbeelden:
  • write = wrote
  • go = went

Slide 12 - Diapositive

Past simple
Vragen (als er geen to be in de zin staat): 
I went to the supermarket = Did I go to the supermarket?

Ontkenningen (als er geen to be in de zin staat): 
I went to the supermarket = I didn't go to the supermarket. 

Slide 13 - Diapositive

I ... (walk) to the store yesterday.

Slide 14 - Question ouverte

You ... (run) away all of a sudden.

Slide 15 - Question ouverte

It ... (stop) working last night.

Slide 16 - Question ouverte

Jayden ... (try) to call her yesterday.

Slide 17 - Question ouverte

We ... (swim) to the other side of the lake.

Slide 18 - Question ouverte

Maak vragend:
Aiza cleaned her room.

Slide 19 - Question ouverte

Maak vragend:
The Queen went to India in 1996.

Slide 20 - Question ouverte

Maak ontkennend:
They found a mummy in the pyramid.

Slide 21 - Question ouverte

Maak ontkennend:
I visited LA in July.

Slide 22 - Question ouverte

Prepositions of time
Je gebruikt in, on & at om te vertellen wanneer iets gebeurt

in = jaren, maanden, seizoenen, dagdelen
on = dagen & data
at = tijdsaanduidingen

--> vaste uitdrukkingen = at the weekend, at Christmas, at the same time

Slide 23 - Diapositive

I play volleyball ... Friday.
A
in
B
on
C
at

Slide 24 - Quiz

The match was ... May the first.
A
in
B
on
C
at

Slide 25 - Quiz

They won an award ... 1999.
A
in
B
on
C
at

Slide 26 - Quiz

The concert starts ... 9 o'clock.
A
in
B
on
C
at

Slide 27 - Quiz

Kim eats cornflakes ... the morning.
A
in
B
on
C
at

Slide 28 - Quiz

Voorbereiding
  • Oefen via slim stampen
  • Leer de lijst onregelmatige werkwoorden op Magister.Me bij week 6

Slide 29 - Diapositive