2. De arbeiders

De industriële samenleving 
van Nederland



De arbeiders
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De industriële samenleving 
van Nederland



De arbeiders

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke gevolgen de industrialisatie voor de arbeiders had.

Slide 2 - Diapositive

Gevolgen van de industrialistatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel: verstedelijking

Slide 3 - Diapositive

Arbeidsomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 4 - Diapositive

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 5 - Diapositive

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 6 - Diapositive


In delen van Noord- en Oost-Nederland was het trouwens niet veel beter...

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Video
Welkom in de IJzeren Eeuw: Arm en Rijk

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.

Slide 11 - Question ouverte

Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de werkomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.

Slide 12 - Question ouverte

Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen waren er nog geen fabrieken die het werk van de molens overnamen.
B
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen werd de windmolen uitgevonden en rond de steden neergezet.
C
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen begon de industrialisatie van Nederland met het gebruik van de windmolen.
D
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen stapten de fabrikanten over op goedkope en milieuvriendelijke aandrijfkracht.

Slide 13 - Quiz

Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.

Slide 14 - Quiz

Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht

Slide 15 - Quiz

In 1999 zei een Nederlandse minister:
"Ruim 300 jaar geleden had Nederland de modernste en snelst groeiende economie van de wereld. Zo was rond het jaar 1700 het inkomen 50% hoger dan bij de belangrijkste concurrent, Groot-Brittannië."

Was de situatie omstreeks 1800 nog zo?
A
Ja, Nederland was een modern land waar veel geld in de industrie werd verdiend.
B
Ja, Nederland was nog steeds het land waar de meeste mensen in fabrieken werkten.
C
Nee, de economie van Groot-Brittannië was moderner geworden dan de Nederlandse.
D
Nee, Groot-Brittannië en Nederland waren allebei een moderne industriële samenleving.

Slide 16 - Quiz

Een uitspraak:

In Twente werden weefscholen opgericht zodat de huiswevers sneller konden werken.

Hoort deze uitspraak bij de periode vóór of na de Industriële Revolutie?
A
Voor
B
Na

Slide 17 - Quiz

Een uitspraak:

In Twentse steden werden grote wijken gebouwd met eenvoudige huizen voor de
textielarbeiders.

Hoort deze uitspraak bij de periode vóór of na de Industriële Revolutie?
A
Voor
B
Na

Slide 18 - Quiz

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Question ouverte