Deviant op weg naar 1F thema 4 spelling en grammatica deel 2

Nederlands

Voorzetsels en andere woordsoorten
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Voorzetsels en andere woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Doel
Herhalen van de volgende woordsoorten:

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel

Slide 2 - Diapositive

We beginnen met een video
-In deze video worden alle woordsoorten nog een keer uitgelegd. 
-Maak aantekeningen in je schrift.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Lidwoord
  • de
  • het
  • een

Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord:
een boom, de auto, het huis

Slide 5 - Diapositive

Werkwoord
Iets wat je kunt doen:
(voetballen, werken, spelen)

Je kunt een werkwoord ook altijd in een andere tijd zetten:
Gisteren voetbalde ik met mijn team.
Gisteren werkte ik bij supermarkt.


Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
Woorden voor mensen, dieren en dingen.
Er staat altijd een lidwoord voor.

Voorbeelden:
Het huis
De planten
De kinderen 




Slide 7 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld:
Het zwarte paard.
De rode auto.
De mooie vaas. 
De versierde stoel.



Slide 8 - Diapositive

Voorzetsel
'Kastwoorden':

op, onder, achter, in, naast, 
tegen, voor, bij, enz.

Slide 9 - Diapositive

Oefenen
Even kijken of we we nog weten.

Je krijgt een aantal vragen waarmee je kunt checken wat je nog weet.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De jongens voetballen buiten.
A
de
B
jongens
C
voetballen
D
buiten

Slide 11 - Quiz

Wat is het lidwoord?

Ergens in het bos liep een hert.
A
het
B
de
C
een
D
aan

Slide 12 - Quiz

Sleep het woord naar de juiste woordsoort
De
handschoen
was
nat.
lidwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

Slide 13 - Question de remorquage

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is in deze zin het 
bijvoeglijk naamwoord?
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 14 - Question de remorquage

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 15 - Quiz

Snappet
Werkpakket > TAAL

Kies uit:
-werkwoord
-lidwoord
-zelfstandig naamwoord
-bijvoeglijk naamwoord  of        -voorzetsel
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Nakijken
We kijken opdracht 4 en 5 samen na.

Hoeveel vragen had je goed?

Zijn er nog woordsoorten waar je meer over wil weten?

Slide 17 - Diapositive

Studiemeter
www.studiemeter.nl 
Log in met je naam en wachtwoord

1. klik op Nederlands 
2. klik op via start taal online
3. klik op via-vooraf op weg naar 1F
4. klik op thema 4 grammatica en spelling

Slide 18 - Diapositive