Nederlands Perron 3 Voltooid deelwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Nederlands (week 24) 

Perron 3

Voltooid deelwoord

Agenda

Huiswerk? 

Sneltoets lezen

Deze week proeftoets perron 3

week 25 toetsweek -> toets perron 3 

Welke 3 proeven zijn er om een PV te vinden

DE PERSOONSVORM (PV)

In elke zin staan werkwoorden.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).

De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

WW/PV

3x tegenwoordige tijd:

• sterk ww loop, loopt, lopen
• zwak ww werk, werkt, werken

2x verleden tijd:

• sterk ww liep, liepen
• zwak ww werkte, werkten

Wat is de PV?
De bakker bakt lekkere broodjes.

Wat is de PV?
De kinderen fietsen naar het zwembad.

Lesdoel deze week:

Aan het einde van de les kun je een voltooid deelwoord herkennen en correct schrijven en je kan van een zin herkennen in welke tijd deze staat

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Staat nooit alleen in de zin

Heeft altijd een hulpww nodig: hebben, zijn of worden

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:

Frits heeft zijn fietsband geplakt

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:

gebroken, geschreven

gehoord, gemaakt

Als je een woord langer maakt, 

hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

OPDRACHT

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord

dat tussen haakjes staat.

Fouten maken mag,

verbeter deze wel.

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Voltooide tijd

OTT = Ik speel op de Xbox

OVT = Ik speelde op de Xbox

VTT = Ik heb op de Xbox gespeeld

VVT = Ik had op de Xbox gespeeld

Wat heb je geleerd?

In welke tijd staat deze zin?
Hij heeft gespeeld.

1. OTT
2. OVT
3. VTT
4. VVT

In welke tijd staat deze zin?
Mijn oma houdt niet van pannenkoeken.

1. OTT
2. OVT
3. VTT
4. VVT

In welke tijd staat deze zin?
Mijn ouders zijn vaak naar zo`n concert geweest.

1. OTT
2. OVT
3. VTT
4. VVT

In welke tijd staat deze zin?
Ik was in de gevangenis beland.

1. OTT
2. OVT
3. VTT
4. VVT

In welke tijd staat deze zin?
Jan fietste snel naar huis.

1. OTT
2. OVT
3. VTT
4. VVT

Huis/Thuiswerk voor deze week 

Perron 3 blz. 55 Opdracht 25, 26, 28, 30

Klaar: opdracht 33 blz. 61

Meer uitleg over het voltooid deelwoord: https://youtu.be/2qa5Ki0mwF4

Evaluatie/Reflectie

Lesdoelen behaald?

Aan het einde van de les kun je een voltooid deelwoord herkennen en correct schrijven.

Hoe ging de les? Wat kan er anders?