spelling herhalen alle vormen tot nu toe

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

K

Wat is de meervoudsvorm van 'therapie'

1. therapiën
2. therapieën
3. therapies
4. therapie heeft geen meervoud

Wat is de meervoudsvorm van 'bacterie'?

1. bacteries
2. bacterieën
3. bacteriën
4. bacteria

Wat zijn de meervoudsvormen van 'café - technicus - idee'?

1. cafees - technici - ideeën
2. cafe's - technicussen - ideën
3. cafés - technici - ideeën
4. cafeën - technici - ideeën

Wat is goed?

1. De media schrijven het vaak fout.
2. De media schrijft het vaak fout.

Welke woorden zijn goed gespeld?

1. medici
2. babietje
3. bikinietje
4. koningkje

Welke werkwoordsvorm heeft het werkwoord?

De VERSCHOVEN kast was niet meer te verplaatsen.

VERSCHOVEN

1. voltooid deelwoord
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
4. infinitief

Welke werkwoordsvorm heeft het werkwoord?

De verschoven kast WAS niet meer te verplaatsen.

WAS

1. voltooid deelwoord
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
4. infinitief

Welke werkwoordsvorm heeft het werkwoord?

De verschoven kast was niet meer te VERPLAATSEN.

VERPLAATSEN

1. voltooid deelwoord
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
4. infinitief

Welk verkleinwoord is correct gespeld?

1. pyjama'tje
2. pyjamatje
3. pyamaatje
4. pyjamaatje

Welke samenstelling is goed?

1. berensterk
2. vmboschool
3. auto-ongeluk
4. zonnenschijn

Welke samenstellingen zijn goed?

1. pannenkoek
2. maneschijn
3. groentesoep
4. billendoekjes

Dat bord (betekenen) dat je hier niet mag fietsen.

1. betekent
2. betekendt
3. betekend

De hete zon (verschroeien) het gras.

1. verschroeit
2. verschroeid
3. verschroeidt

In de winter (kleden) jij je warm aan.

1. kleedt
2. kleed

De hoofdpersoon heeft spannende avonturen (beleven)

1. beleeft
2. beleefd
3. beleefdt
4. beleevd

Hij (verhuizen) niet graag.

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisd
4. verhuizt

Hij is vaak (verhuizen)

1. verhuist
2. verhuisdt
3. verhuisd
4. verhuizd

Monica (klagen vt) heel erg over kleine dingen.

1. klaagtte
2. klaagte
3. klaagde
4. klaagdde

'Minke (rotzooien) maar wat aan tijdens de training,' mopperde de voetbalcoach

1. rotzooitte
2. rotzooite
3. rotzooidde
4. rotzooide

De strandwacht (redden) regelmatig iemand uit een moeilijke situatie.

1. red
2. redt
3. redden
4. retd

Ik geloof niet wat er hier (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurdt
3. gebeurd
4. gebeurtd