spelling herhalen alle vormen tot nu toe

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Klas 3 mavo 

spelling quiz

Welk woordteken gebruik je in een samenstelling als de klinkers botsen?

1. trema
2. koppelteken

Met koppelteken, trema of apostrof?

1. mbo-er
2. mbo'er
3. mboër

Trema of koppelteken?
Kies de juiste spelling
kano+en

1. kanoën
2. kanoen
3. kano-en

Trema of koppelteken?
Kies de juiste spelling
radio+uitzending

1. radiouitzending
2. radio-uitzending
3. radioüitzending

meervoud
porie epidemie therapie slee fobie trofee

zn zonder meervoud

twee meervoudsvormen:
minnaar, eigenaar, jubileum, handelaar

bacterie

1. bacteries
2. bacterieën
3. bacteriën
4. bacteria

allergie

1. allergieën
2. allergiën

café - technicus - idee

1. cafees - technici - ideeën
2. cafe's - technicussen - ideën
3. cafés - technici - ideeën

braderie - cadeau - kuiken - felicitatie

1. braderieën - cadeaus - kuiken's - felicitaties
2. braderieën - cadeaus - kuikens - felicitaties
3. braderieën - cadeau's - kuikens - felicitatie's
4. braderiën - cadeau's - kuiken's - felicitaties

Wat is goed?

1. De media schrijven het vaak fout.
2. de media schrijf het vaak fout.

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Welk woord is fout?

1. Nieuwjaarsavond
2. Kerstmis
3. CAO
4. havo

Welke samenstelling is goed?

1. berensterk
2. vmboschool
3. auto-ongeluk
4. zonnenschijn

Wat is goe en wat is fout?

Sleep naar de juiste kolom.

goed

fout

vijf kinderen

5 kinderen

twee november

4 mavo

vier mavo

2 november

Verbeter de zin:
Hij gaf jou fiets aan hun.

Dat bord (betekenen) dat je hier niet mag fietsen.

1. betekent
2. betekendt
3. betekend

De hete zon (verschroeien) het gras.

1. verschroeit
2. verschroeid
3. verschroeidt

In de winter (kleden) jij je warm aan.

1. kleedt
2. kleed

De hoofdpersoon heeft spannende avonturen (beleven)

1. beleeft
2. beleefd
3. beleefdt

Hij (verhuizen) niet graag.

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisd

Hij is vaak (verhuizen)

1. verhuist
2. verhuisdt
3. verhuisd
4. verhuizd

Monica (klagen vt) heel erg over kleine dingen.

1. klaagtte
2. klaagte
3. klaagde
4. klaagdde

'Minke (rotzooien) maar wat aan tijden de training,' mopperde de voetbalcoach

1. rotzooitte
2. rotzooite
3. rotzooidde
4. rotzooide

De strandwacht (redden) regelmatig iemand uit een moeilijke situatie.

1. red
2. redt
3. redden
4. retd

Ik geloof niet wat er hier (gebeuren)

1. gebeurt
2. gebeurdt
3. gebeurd
4. gebeurtd

Welke vorm gebruik je bij je/jij achter een persoonsvorm?

Hoe schrijf je zwakke werkwoorden in de vt? (2 vormen noemen)

Welke vorm gebruik je in de volgende zin?
Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt en (verdienen) straf.