Dernier cours avant le test

Lundi, le 31 mars 2025
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lundi, le 31 mars 2025

Slide 1 - Diapositive

Le programme pour aujourd'hui:

  • Petite vidéo actu
  • Corriger les textes
  • Faire un test diagnostique du chapitre 4 (grammaire A & C)
  • Quizlet vocabulaire
  • Posez des questions!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Tekst 1:
vraag 1: (2pt)
1-c, 2-a, 3-e, 4-b

Tekst 2:
vraag 2: A vrai of: Le folklore
vraag 3:
De oude kalender of: 
cadeautjes rond Pasen/het begin van de lente
vraag 4: C
Tekst 3:
vraag 5: niet- niet - niet (2pt)
vraag 6: A
vraag 7: A
vraag 8: A
vraag 9: wel - wel - niet (2pt)
vraag 10: C

Totaal: max. 13 pt
N-term: 1.2



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Test diagnostique grammaire A chapitre 4

Slide 6 - Diapositive

    La voix passive  (Grammaire A)

Zinnen kunnen in de bedrijvende (actieve) vorm staan, of in de lijdende (passieve) vorm.
De lijdende vorm wordt vaak in teksten gebruikt.

De lijdende vorm in het Frans wordt gemaakt met:
 het hulpwerkwoord être + een voltooid deelwoord (+par)
Je vertaalt het werkwoord être in dit geval met worden.


Slide 7 - Diapositive

Exemples:
  • In de bedrijvende vorm handelt het onderwerp 
  • in de lijdende vorm ondergaat de persoon/voorwerp de handeling
Actieve zin
Passieve zin
Le prof explique l'exercice
L'exercice est expliqué par le prof
J'ai préparé un gateau
Le gateau a été préparé par moi

Slide 8 - Diapositive

Comment faire la phrase passive ?
  1. Bekijk de actieve zin.
    2. Bepaald wat het lijdend voorwerp (lv) is, en wat het onderwerp (ow) is.
3. In de passieve zin wordt het lv het ow, en het ow het lv. Zet voor het lijdend voorwerp in de passieve zin 'par'.

4. Zet tenslotte het werkwoord uit de actieve zin om in een voltooid deelwoord. Als hulpwerkwoord gebruik je een vorm van être (in dezelfde tijd als de actieve zin)

Slide 9 - Diapositive

Is de zin actief of passief?
Ce film a été vu par des millions de gens.
A
Actief
B
Passief

Slide 10 - Quiz

Is de zin actief of passief?
Ma soeur a accepté un poste dans cet hôtel.
A
actief
B
passief

Slide 11 - Quiz

Cette phrase est à la voix passive?
'Le garçon est parti faire des courses au marché.'
A
vrai
B
faux

Slide 12 - Quiz

Cette phrase est à la voix passive?
'La petite fille a été consolée par sa mère.'
A
vrai
B
faux

Slide 13 - Quiz

Zet deze zin in de lijdende vorm:

L'université organisera une journée portes ouvertes.

Slide 14 - Question ouverte

Zet deze zin in de lijdende vorm:

Il traduit facilement cette phrase en français.

Slide 15 - Question ouverte

Zet deze zin in de lijdende vorm:

Philippe Claudel a écrit le livre.


Slide 16 - Question ouverte

Zet deze zin in de lijdende vorm:

Un passant alertait la police.


Slide 17 - Question ouverte

Traduire le mot 'wat' en français
Grammaire C

Slide 18 - Diapositive

Even het geheugen opfrissen. Wanneer gebruik je ook alweer welke vertaling? 
'Wat' is het onderwerp van de vraagzin.
'Wat' is het onderwerp van de betrekkelijke bijzin
'Wat' is het lijdend voorwerp van de betrekkelijke bijzin.
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, geen inversie
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, wel inversie.
'Wat' wordt in een vraagzin gevolgd door être + zelfstandig naamwoord
Q'est-ce qui
Qu'est-ce que
Que
Ce qui
Ce que
Quel(le)(s)

Slide 19 - Question de remorquage

_________ est arrivé à ton frère? Il s'est cassé la jambe?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 20 - Quiz

________ sont tes vêtements préférés?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quels

Slide 21 - Quiz

________ veux-tu dire par cette remarque?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 22 - Quiz

________ vous avez fait pendant les vacances?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quelles

Slide 23 - Quiz

______ tu racontes est très important.
A
Ce qui
B
Ce que

Slide 24 - Quiz

Je ne sais pas _____ s'est passé pendant ton absence mais tout le monde est parti.
A
ce qui
B
ce que

Slide 25 - Quiz

Lees het antwoord en noteer de vraag. Begin de vraag met een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Slide 26 - Question ouverte

Lees het antwoord en noteer de vraag. Begin met een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Slide 27 - Question ouverte

Traduis la phrase:

Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Slide 28 - Question ouverte

Questions, questions, questions???

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Attention: 

Demain c'est:

le 1 avril: Poisson d'avril !! 

Slide 31 - Diapositive

Goed gewerkt! Bon travail !
Bonne chance, succes met de toetsweek!

Slide 32 - Diapositive