Impact Nu 3: D2L6 zinsontleding (instap DA)

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

a) Er zijn slechts twee manieren om een persoonsvorm te vinden.
A
juist
B
fout

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

b) Om het onderwerp (O) te vinden in een zin, stel je de vraag ‘Wie/Wat + PV?’.
A
juist
B
fout

Slide 4 - Quiz

c) Een zinsdeel kan je voor de PV zetten zonder dat de betekenis van je zin verandert.
A
juist
B
fout

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

d) Een zinsdeel kan uit een of meer woorden bestaan.
A
juist
B
fout

Slide 7 - Quiz

e) Een enkelvoudige zin heeft één onderwerp en kan meerdere persoonsvormen hebben.
A
juist
B
fout

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

f) In samengestelde zinnen komen een of meer onderwerpen en/of bijbehorende vervoegde werkwoorden voor. In een samengestelde zin vind je vaak een voegwoord terug.
A
juist
B
fout

Slide 10 - Quiz

g) Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet en het naamwoordelijk gezegde (NWG) zegt wat het onderwerp is/wordt/blijft.
A
juist
B
fout

Slide 11 - Quiz

h) Een naamwoordelijk gezegde kan een lijdend voorwerp hebben.
A
juist
B
fout

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

i) Je kan het meewerkend voorwerp weglaten zonder de betekenis van de zin te veranderen.
A
juist
B
fout

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

j) Het voorzetsel 'aan' of ‘voor' hoeft niet voor te komen bij het meewerkend voorwerp in de zin.
A
juist
B
fout

Slide 16 - Quiz

k) Werkwoorden met een vast voorzetsel krijgen een voorzetselvoorwerp. Die vaste combinaties van werkwoorden en voorzetsels moet je kennen. Vaak drukken ze ook figuurlijke betekenissen uit. Belangrijk daarbij is dat je het voorzetsel kan weglaten.
A
juist
B
fout

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

l) Een zin waarin het onderwerp de handeling van het gezegde uitvoert, noemen we een actieve zin. Een zin waarin het onderwerp de handeling ondergaat, noemen we een passieve zin.
A
juist
B
fout

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

m) In een passieve zin kan een handelend voorwerp (HV) voorkomen. Het handelend voorwerp wordt ingeleid door ‘door’ en voert de handeling uit. Verander je een passieve naar een actieve zin, dan wordt het handelend voorwerp het onderwerp van de nieuwe zin.
A
juist
B
fout

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

n) Een bijwoordelijke bepaling is een niet-noodzakelijk zinsdeel. Je kan het dus weglaten zonder de betekenis van de gehele zin al te veel te wijzigen.
A
juist
B
fout

Slide 23 - Quiz