Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Quiz (Boek economie, 1e klas)
Quiz (Boek economie, 1e klas)
1 / 24
suivant
Slide 1:
Diapositive
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo b, k, t
Leerjaar 1
Cette leçon contient
24 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Quiz (Boek economie, 1e klas)
Slide 1 - Diapositive
Procenten/percentage berekenen
Voorbeeld: Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting.
Hoe bereken je hoe veel geld je korting krijgt?
Maak van het percentage een decimaal getal. Dit doe je door het getal door 100 te delen. Dus: 15 / 100 = 0,15
Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal.
Dus: 0,15 x 350 =
52,50 euro korting
.
Slide 2 - Diapositive
Mensen hebben behoeften. Wat zijn behoeften?
A
Goederen
B
Diensten
C
Geld
D
Alles wat je nodig hebt of graag wilt
Slide 3 - Quiz
Economie draait om..?
A
Gaat om welvaart (hoe rijk een land is).
B
Gaat om handelen in goederen en diensten.
C
Onze behoeften en in hoeverre daarin wij kunnen voorzien.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 4 - Quiz
Jij en je klasgenoten verschillen in behoeften. Hoe komt dat?
A
Heeft te maken met verschil in smaken, lengte, leeftijd en budget.
B
Heeft te maken met verschil in smaken, geslacht, leeftijd en budget.
C
Heeft te maken met verschil in opvoeding, geslacht, leeftijd en budget.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 5 - Quiz
Alles wat je echt nodig hebt om te kunnen leven
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
Slide 6 - Quiz
Niet-tastbare producten. Iemand voorziet in jouw behoeften door iets voor jou te doen
A
Goederen
B
Diensten
Slide 7 - Quiz
Jij ruilt je Playstation in voor een Nintendo Switch
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 8 - Quiz
Jij ruilt je broodje met het broodje van een vriend(in)
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 9 - Quiz
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
A
Sociale invloed
B
Commerciële invloed
Slide 10 - Quiz
Wat is een voorbeeld van sociale invloed?
A
Reclame van het nieuwe FIFA spel
B
Je vrienden zeggen dat het nieuwe FIFA spel geweldig is
Slide 11 - Quiz
Wat betekent commerciële invloed?
A
Invloed die fabrikanten en winkeliers hebben
B
Invloed die een docent heeft
C
Invloed die vrienden en kennissen hebben
D
Invloed die reclame op sociale media heeft
Slide 12 - Quiz
Wat willen bedrijven bereiken met reclame?
A
Dat je hun reclame afkijkt
B
Dat je wacht tot het product in de aanbieding komt
C
Dat je aandacht/interesse krijgt voor het product
D
Vermaken
Slide 13 - Quiz
Wat is het voordeel van reclame?
A
Reclames hebben geen voordelen
B
Het kan korting opleveren
C
Dat je meer schermtijd krijgt
D
Je leert nieuwe producten kennen
Slide 14 - Quiz
Jeanine heeft drie dingen gekocht.
T-shirt €10,-
Broek €20
Wat is de gemiddelde prijs dat zij heeft uitgegeven?
A
(€10 + €20) : 2= €15
B
(€20 : 2) + €10 = €20
Slide 15 - Quiz
Een winkel geeft 20% korting op een jas van €250.
Wat is het bedrag van de korting?
A
(20 : 100) x 250 = €50
B
(250 : 100) x 20 = 150
Slide 16 - Quiz
Een winkel geeft 25% korting op schoenen van €325.
Wat is het bedrag van de korting?
A
€50,-
B
€55,50
C
€80
D
€81,25
Slide 17 - Quiz
Onderzoek waarin producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken.
Welk begrip past hierbij?
A
Directe ruil
B
Sociale invloed
C
Consumentenbond
D
Commerciële invloed
Slide 18 - Quiz
Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Welk begrip past hierbij?
A
Inkomsten en uitgaven
B
Begroting
C
Consumentenbond
D
Commerciële invloed
Slide 19 - Quiz
Welke kosten betreffen dagelijkse uitgaven?
A
Boodschappen
B
Huur, gas, water, licht
C
Auto
D
Vakantie
Slide 20 - Quiz
Wat hoort NIET bij Dagelijkse uitgave?
A
Haargel
B
Wasmiddel
C
Broodjes in de kantine op school
D
Abonnement tijdschrift
Slide 21 - Quiz
Vaste lasten
A
Zijn plotselinge uitgaven
B
Zijn regelmatige uitgaven
C
Zijn bijvoorbeeld boodschappen
Slide 22 - Quiz
Wat is geen vaste last?
A
Brood
B
Huur
C
Hypotheek
D
Energierekening
Slide 23 - Quiz
Een broek kost 40 euro. Je krijgt 35% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
Schrijf je berekening op.
Slide 24 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)
Juillet 2022
- Leçon avec
15 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)
Mars 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)
Avril 2024
- Leçon avec
17 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
M&M 25 mei 1BKC
Mai 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 2-4
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)
Mai 2024
- Leçon avec
21 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)
Novembre 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
M&M 5 juni 1BKC
Juin 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 2-4
1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 2
Juin 2022
- Leçon avec
15 diapositives
Mens & Maatschappij
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1