Marktresultaat en Overheidsinvloed (1e) H2. De overheid grijpt in

Week 7 (vanaf 10 februari 2025)
Hoofdstuk 2. De overheid grijpt in
  • actualiteit (Europese Commissie dreigt met rechter over eenzijdige aanbesteding NS)
  • terugblik vorige les (Pareto-criterium)
  • opdracht 1.13, 1.14 en 1.17 klassikaal bespreken
  • leerdoelen
  • instructie (maximumprijzen)
  • maakwerk: opdracht 2.1 t/m 2.6
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Week 7 (vanaf 10 februari 2025)
Hoofdstuk 2. De overheid grijpt in
  • actualiteit (Europese Commissie dreigt met rechter over eenzijdige aanbesteding NS)
  • terugblik vorige les (Pareto-criterium)
  • opdracht 1.13, 1.14 en 1.17 klassikaal bespreken
  • leerdoelen
  • instructie (maximumprijzen)
  • maakwerk: opdracht 2.1 t/m 2.6

Slide 1 - Diapositive

Pareto-criterium
Een situatie op een markt is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als: het marktresultaat verbetert als de vooruitgang van de een, groter is dan de achteruitgang van de ander (bijvoorbeeld toename consumentensurplus > daling producentensurplus).

Alle verliezers kunnen voor het verlies worden gecompenseerd uit de winst van de winnaars.

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1.13
Stel dat de de rpijs daalt van € 20 naar € 10.
a. Arceer de toename van het CS. 
b. Bereken de toename van het CS.
  • (€ 20 - € 10) x 6 + 0,5 x (€ 20 - € 10) x (8 - 6) x 100.000 = € 7 miljoen

Stel dat de prijs stijgt van € 20 naar € 35.
c. Geef met ABCD de verandering weer.
d. Bereken de verandering van het CS. 
  • (€ 35 - € 20) x 3 + 0,5 x (€ 35 - € 20) x (6 - 3) x 100.000 = € 6,75 miljoen

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1.14
Stel de prijs is € 15.
d. Arceer het PS bij deze prijs.
  • onderste driehoek 
e. Bereken het producentensurplus.
  • 0,5 x (€ 15 - € 5) x 400.000 = € 2 miljoen
De prijs stijgt van € 15 naar € 25.
f. Arceer de toename van het PS.
g. Bereken de toename van het PS.
  • (€ 25 - € 15) x 4 + 0,5 x (€ 25 - € 15) x (8 - 4) x 100.000 = € 6 miljoen

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 1.17
De overheid vindt de prijs van een taxirit te laag en stelt een minimumprijs in van € 30.
c. Bereken de nieuwe marktomzet.
  • TO = p x q = € 30 x 400.000 = € 12 miljoen 
d. Bereken het nieuwe producentensurplus.
  • 0,5 x (€ 15 - € 5) x 400.000 + (€ 30 - € 15) x 400.000 = € 8 miljoen
e. Is hier sprake van een Pareto-efficiënte verandering?
  • nee, de producenten gaan er minder op vooruit dan
  • de consumenten erop achteruit gaan
f. Arceer het surplus dat verschuift. 
  • zie figuur rechts

Slide 5 - Diapositive

Zelftest H1
  • wat: 1.6 zelftest, opdracht 1.20 t/m 1.26 (pagina 17)
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 10 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.27 t/m 1.31
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen H2. De overheid grijpt in
  • Ik kan de begrippen op pagina 40 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan een motieven noemen voor het instellen van een minimum- en maximumprijs.
  • Ik kan grafisch en algebraïsch de gevolgen op de gevraagde en aangeboden hoeveelheid en de omvang en verdeling van het totale surplus analyseren van de instelling van een minimum- of maximumprijs.
  • Ik kan met behulp van een Harberger-driehoek herkennen hoe surplusverliezen ontstaan en dit grafisch en rekenkundig onderbouwen.










































Slide 7 - Diapositive

De overheid 
Als de overheid de marktuitkomst ongewenst vindt, kan ze ingrijpen in de uitkomst:
  • ze kan d.m.v. wet- en regelgeving bepaalde goederen of samenwerking tussen aanbieders (kartelvorming) verbieden
  • ze kan ingrijpen in de prijsvorming (prijsregulering) met minimumprijzen (bijv. landbouw) of maximumprijzen (bijv. huren)
  • ze kan de productiekosten beïnvloeden door een heffing op te leggen of door een subsidie te verstrekken

Slide 8 - Diapositive

Gevolg ingrijpen
Ingrijpen in de markt leidt tot verlies van surplus (deadweight loss = Harbergerdriehoek).

De overheid kijkt of het verlies aan doelmatigheid (het totale surplus van CS en PS daalt!) opweegt tegen de positieve effecten van ingrijpen.

Slide 9 - Diapositive

Maximumprijs
Kenmerken van een maximumprijs:
  • ligt onder de evenwichtsprijs!
  • beschermt de consument
  • vraagoverschot (vraag > aanbod)

Er is een stelsel nodig om te bepalen wie in aanmerking komt (bijv. wachtlijst of loting).
Voorbeeld: huren in Nederland
  • opoffering doelmatigheid om betaal baarheid wonen te behouden
  • uitkomst is niet meer Pareto-efficiënt

Slide 10 - Diapositive

Minimumprijs
Kenmerken van een minimumprijs:
  • ligt boven de evenwichtsprijs!
  • beschermt de producent
  • aanbodoverschot (aanbod > vraag)


Voorbeeld: landbouwprijzen in de EU
  • opoffering doelmatigheid om voedsel-voorziening te behouden en inkomen voor boeren
  • uitkomst is niet meer Pareto-efficiënt

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen H2. De overheid grijpt in
  • Ik kan kenmerk en voorbeelden noemen van een indirecte belasting of subsidie.
  • Ik kan een nieuwe aanbodlijn opstellen als gevolg een indirecte belasting of subsidie.
  • Ik kan uitleggen welke invloed indirecte belastingen en subsidies hebben op het marktresultaat en de verdeling van het surplus (grafisch en rekenkundig onderbouwen).
  • Ik kan het afwentelingspercentage als gevolg van een indirecte belasting berekenen.
  • Ik kan uitleggen hoe de vraag- en aanbodlijn van invloed is op het afwentelingspercentage.










































Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.1 t/m 1.11
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 14 - Diapositive

Week 7 (vanaf 10 februari 2025)
Hoofdstuk 1. Economische doelmatigheid
  • terugblik op de vorige les
  • leerdoelen
  • instructie (MK en Pareto-efficiënt)
  • maakwerk: opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 15 - Diapositive

Terugblik vorige les
  • Maximale betalingsbereidheid van de markt
  • = € 50 (Qv = 0)

  • Consumentensurplus = (30 x € 25) x 0,5 = € 375


  • Evenwichtsprijs = € 25 (Qv = Qa)

  • Producentensurplus = (30 x € 15) x 0,5 = € 225

  • Minimale verkoopbereidheid van de markt
  • = € 10 (Qa = 0)

Slide 16 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

  1. Bereken de evenwichtsprijs.
  2. Bereken de evenwichtshoeveelheid.
  3. Bereken de maximale betalingsbereidheid.
  4. Bereken de minimale leveringsbereidheid.
  5. Bereken het consumentensurplus.
  6. Bereken het producentensurplus.

Slide 17 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

1. Bereken de evenwichtsprijs.
  • Qv = Qa =>
  • -4P + 100 = 5P - 25 =>
  • -4P - 5P = -25 - 100 =>
  • -9P = -125 =>
  • P = -125 / -9 => P = € 13,89
2. Bereken de evenwichtshoeveelheid.
  • vul P in Qv = -4 x € 13,89 + 100 => Qv = 44,44 of
  • vul P in Qa = 5 x € 13,89 -25 = 44,44

Slide 18 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

3. Bereken de maximale betalingsbereidheid.
  • Qv = 0
  • 0 = -4P + 100 =>
  • 4P = 100 => P = 100/ 4 => P = € 25
4. Bereken de minimale leveringsbereidheid.
  • Qa = 0
  • 0 = 5P - 25 =>
  • -5P = -25 => P = -25/-5 => P = € 5

Bereken het consumentensurplus.
Bereken het producentensurplus.

Slide 19 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
5. Bereken het concumentensurplus.
  • ΔP = maximale betalingsbereidheid - evenwichtsprijs
  • ΔP = € 25 - € 13,89 = € 11,11
  • ΔQ= evenwichtshoeveelheid = 44,44
  • consumentensurplus = € 11,11 x 44,44 x 0,5 = € 246,86
6. Bereken het producentensurplus.
  • ΔP = evenwichtsprijs - minimale leveringsbereidheid
  • ΔP = € 13,89 - € 5 = € 8,89
  • ΔQa = evenwichtshoeveelheid = 44,44
  • producentensurplus = € 8,89 x 44,44 x 0,5 = € 197,54

Slide 20 - Diapositive

Leerdoelen H1. Economisch doelmatig
  • Ik kan de begrippen op pagina 19 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan met een kosten-batenanalyse uitleggen wat het effect van een ruiltransactie is.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de betalingsbereidheid en de vraagfunctie.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de leveringsbereidheid, de marginale kosten (MK) en de aanbodfunctie.
  • Ik kan het consumenten- en producentensurplus bepalen, grafisch aangeven en berekenen en de gevolgen van  prijswijzigingen berekenen en arceren in een grafiek.
  • Ik kan verklaren dat het totale surplus de maatstaf is voor economische doelmatigheid.
































Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen H1. Economisch doelmatig
  • Ik kan aantonen dat marktevenwicht bij volkomen concurrentie een Pareto-optimum is.
  • Ik kan uitleggen dat een Pareto-optimum niet gelijk is aan de maatschappelijke welvaart.
  • Ik kan de nadelen van volkomen concurrentie noemen.
  • Ik kan uitleggen dat innovatie marktmacht kan opleveren.
  • Ik kan effecten van octrooien en patenten op marktgedrag en marktresultaat beschrijven.
  • Ik kan uitleggen welke afweging de overheid moet maken voor wettelijk monopolie.
































Slide 22 - Diapositive

Aanbodlijn en MK
Aanbodlijn: hoeveel wil een producent aanbieden bij een bepaalde prijs?,
of een producent bereid is het product aan de bieden hangt af van de MK:
  • als P < MK: producent zal niet aanbieden (je wilt je GVK terugverdienen)
  • als P > MK: wél aanbieden

De MK-lijn geeft dus aan hoeveel een producent aanbiedt bij een bepaalde prijs! Bij volkomen concurrentie valt de MK-lijn dus samen met de Qa lijn:
de aanbodlijn moet worden omgeschreven!

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 1.15
Toon aan dat op de taximarkt de aanbodvergelijking Qa = 0,4p - 2 gelijk is aan de marginale kostenfunctie MK = 2,5q + 5.
  • q  = 0,4p - 2 =>
  • balansmethode: -0,4p = -q - 2 =>
  • delen door -0,4: p = 2,5q + 5 =>
  • MK = 2,5q + 5

Slide 24 - Diapositive

Pareto-criterium
Omvang surplus: werken markten doelmatig

Vilfredo Pareto

Grondlegger van de welvaartstheorie.

Een situatie is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als één persoon zijn resultaat niet kan verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van het resultaat van iemand anders

Slide 25 - Diapositive

Pareto-criterium
Een situatie op een markt is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als: het marktresultaat verbetert als de vooruitgang van de een, groter is dan de achteruitgang van de ander (bijvoorbeeld toename consumentensurplus > daling producentensurplus).

Alle verliezers kunnen voor het verlies worden gecompenseerd uit de winst van de winnaars.

Slide 26 - Diapositive

Pareto-criterium
In het Pareto-optimum is het totale surplus maximaal. Deze uitkomst is economisch doelmatig. Het marktmechanisme zorgt voor een Pareto-efficiënte verdeling van middelen. 

Dit betekent niet dat de verdeling van de welvaart eerlijk is.

Het surplus zegt iets over de doelmatigheid van de markt, niet iets over de welvaart, want welvaart is veel breder dan surplus!

Slide 27 - Diapositive

Pareto-criterium
Volkomen concurrentie: doelmatigheid door maximaal surplus betekent niet dat de welvaart optimaal is!
  • geen keuze
  • gebrek aan innovatie
Andere marktvormen leveren een lager surplus op, maar hebben heterogene producten (keuze) en er is innovatie.

Overheid stimuleert innovatie door
patenten (wettelijk monopolie).



Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.14 en 1.16
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 5 minuten voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 30 - Diapositive