H1 Taalverzorging, Grammatica ww+zinsdelen les 2

Woord van de week
Persoonsvorm en zinsdelen

Ik kan de persoonsvorm van de zin vinden.
Ik kan de zin in zinsdelen verdelen. 

Herhaling: Wat is de persoonsvorm?
Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
H1 Taalverzorging - grammatica
blz. 31 Opdracht 4 en 5
Zijn de doelen behaald?
Vragen bedenken over Hoofdstuk 1
5 oktober 2021
Nederlands
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woord van de week
Persoonsvorm en zinsdelen

Ik kan de persoonsvorm van de zin vinden.
Ik kan de zin in zinsdelen verdelen. 

Herhaling: Wat is de persoonsvorm?
Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
H1 Taalverzorging - grammatica
blz. 31 Opdracht 4 en 5
Zijn de doelen behaald?
Vragen bedenken over Hoofdstuk 1
5 oktober 2021
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Woord van de week

Urgent

1. betekenis
2. zin maken

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm
Een vorm van het werkwoord.
Er is altijd één persoonsvorm!

Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen
Strepen zetten:
1. Vóór en na de persoonsvorm
2. Hussel de zin. Elk zinsdeel dat vóór de persoonsvorm past, is een zinsdeel.

Voorbeeld:
De jongen zette gisteren alle lelijke bloemen buiten de deur.

Slide 4 - Diapositive

Nu jullie

Maak een zin voor je buurman/buurvrouw, die hij/zij moet verdelen in zinsdelen. 

Bedenk eerst zelf waar de strepen moeten komen!
timer
3:00

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag
H1 Taalverzorging - grammatica
blz. 31

Maak opdracht 4 en 5

Klaar? Nakijken!
Heb je tijd over? Dan mag je lezen in je leesboek.
timer
6:00

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn zinsdelen?
A
Stukjes van een zin
B
stukjes van een woord
C
één woord

Slide 7 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 8 - Quiz

Kloppen onderstaande zinsdelen?
" Hij/ zei/ dat/ hij/ gisteren/ de weg kwijt was.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Kloppen onderstaande zinsdelen?
De straatkrantverkoper/ bood/ mij/ een krantje/ aan.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

In welke zin kloppen de zinsdelen?
A
Hangen/ die vetbolletjes/ nog/ steeds/ in de/ boom?
B
Hangen/ die /vetbolletjes/ nog steeds/ in /de/boom
C
Hangen/die vetbolletjes/ nog steeds/ in de boom
D
Hangen/die vetbolletjes/ nog steeds in de boom

Slide 11 - Quiz

In welke zin kloppen de zinsdelen?
A
Dankzij de auto - van mijn opa - kunnen - we - op vakantie naar Duitsland.
B
Dankzij de auto van mijn opa - kunnen we - op vakantie -naar Duitsland.
C
Dankzij de auto van mijn opa -kunnen - we - op vakantie naar Duitsland.
D
Dankzij - de auto van mijn opa - kunnen - we - op vakantie - naar Duitsland.

Slide 12 - Quiz

Bij het benoemen van zinsdelen moet je eerst streepjes zetten/zinsdelen aangeven en dan pas de pv zoeken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Ik weet wat zinsdelen zijn.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Hebben we alle doelen behaald?

Wat was nog moeilijk?
Wat kun je goed?

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk

Bedenk vragen over alles wat je geleerd hebt in hoofdstuk 1. 

Morgen doen we een herhaling van dit hoofdstuk!

Slide 16 - Diapositive