unit 3 Selftest

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Today: Selftest Unit 3

edition.thiememeulenhoff.nl

TL4

Theme 4: Grammar 11 (If-Sentences)

If-Sentences = "Als ... , dan ..."

Gebruik je voor drie dingen: 

         - Feiten: "Als je hier op drukt, dan gaat het licht aan."
         - Bijna zeker dat het gaat gebeuren: "Als het niet regent,
           dan gaan we voetballen."
         - Bijna zeker niet gaat gebeuren: "Als ik een miljoen win, 
            dan koop ik een kasteel."

1. Feiten

"If you press this switch, the light goes on."
           pr. simple                                   pr. simple
"Water boils if you heat it to 100 degrees."
           pr. simple     pr. simple

Gebruik twee keer de present simple (werkwoord of 
werkwoord + s bij he/she/it). 

2. Bijna zeker gebeuren

"If it rains, we will bring an umbrella."
     pr. simple    will + ww 
"I will send him a card, if you give me the address."
   will + ww                                   pr. simple  

Gebruik de present simple voor de voorwaarde (if ...) en 
will + werkwoord voor het gevolg. 

3. Bijna zeker niet gebeuren

"If I had more money, I would buy a car."
  past simple                    would + ww 
"John would go on holiday, if he received a higher salary."
          would + ww                               past simple

Gebruik je de past simple (ww+ed / 2e rijtje) voor de voorwaarde (if ...) en would + werkwoord voor het gevolg. 

1. If you ______ (give) me a hand, we will finish this today."

1. gives
2. give
3. will give
4. gave

2. "If I had more money, I ______ (buy) a beautiful house."

1. will buy
2. bought
3. buy
4. would buy

3. "If I have the time, I ______ (give) you a call."

1. give
2. gave
3. will give
4. would give

4. "If I ______ (get) more pocket money, I would buy a new phone."

1. got
2. will get
3. would get
4. get

5. "If you press this button, the elevator ______ (come) up."

1. will come
2. would come
3. comes
4. came

6. "If I study enough, I ______ (get) a 10 on my English test."

1. get
2. got
3. would get
4. will get

7. "If my parents ______ (be) rich, I would get more presents."

1. are
2. were
3. will be
4. would be

8. "Water ______ (freeze) if it reaches below 0 degrees."

1. freezes
2. froze
3. will freeze
4. would freeze

9. "If I ______ (win) 10 million euros, I would buy a mansion or huge castle."

1. won
2. would win
3. will win
4. win

10. "If milk is left oustide a fridge, it ______ (spoil) sooner."

1. will spoil
2. would spoil
3. spoils
4. spoil

SE-zinnen

Ik hoop ooit verpleger te zijn.

Ik ben van plan om over ongeveer een jaar uit huis te gaan.

Zwemmen? Of fietsen? Wat vind je het leukst?

Kleed je netjes aan en loop de trap op en sla linksaf.

Ik kan om twee uur, wanneer komt het jou uit?

Ik zal even op mijn rooster kijken.

Dinsdag komt mij wel uit.

Selftest Unit 3: woe. af!